De Bloedpoort deel 14

De moord in de kerstnacht (vervolg)

In de kerstnacht van het jaar 1918 werd Van den Oever door geweld om het leven gebracht en naar het zich liet aanzien ook beroofd van geld en goederen. Binnen een kleine gemeenschap als de ‘Bloedpoort’ bleef daarnaast de diefstal van de boomstam vanzelfsprekend geen geheim. Men kende toch al geen privacy en een boomstam van een omvang als eerdergenoemd kon in de poort niet onopgemerkt blijven. Dus het verband tussen de diefstal en de moord werd tijdens plotseling oplaaiende burenruzies even gemakkelijk als onterecht als vermoeden aangedragen. Het trieste gebeuren en de verwijzingen ernaar bleven keer op keer de geruchtenstroom voeden. Zodoende bleef het verband met de roofmoord jarenlang dreigend als een valbijl hangen boven de hoofden van het viertal houtdieven. In 1925 werden zij ook daadwerkelijk gearresteerd. Barbertje moest hangen Maar uiteindelijk werd door de politie een ander als verdachte in de moordzaak naar voren geschoven. De bewuste vier mannen werden veroordeeld voor de diefstal van de boomstam; zij kregen alsnog elk een gevangenisstraf van een maand. Het onderzoek naar de moord verliep moeizaam. Er waren na het delict intussen bijna zeven jaren verstreken en, zo er al sprake was van getuigenverklaringen hadden die zonder meer aan waarde ingeboet. Alles overziende wekt het sterk de indruk dat de politie er hoe dan ook op was gebrand, de zaak op te lossen. Daarbij lijkt het er tevens op dat de in tweede instantie gearresteerde verdachte – een vroegere bewoner van de ‘Bloedpoort’ die vanwege zijn vechtlust een goede bekende was van de politie – hier moest fungeren als het Barbertje dat moest hangen. Gebrek aan bewijs De verdachte werd uiteindelijk op 22 april 1925 vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Men kan zich in dat verband ook afvragen in hoeverre men na zoveel jaar nog tot een zuivere afweging zou hebben kunnen komen. Toch ging het Openbaar Ministerie nog in hoger beroep; maar ook hierna volgde een vrijspraak. De geschiedenis leek nu tot een – zij het wat onbevredigend – slot te zijn gekomen. Maar nog bleek het eindpunt van de affaire niet te zijn bereikt. Want aan het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw verscheen in de plaatselijke pers een klein berichtje. Het meldde dat iemand, die was opgenomen in een Haags ziekenhuis, door de plaatselijke politie was verhoord. Het ging om een beschuldiging die verwees naar de toenmalige moord op Gerrit van den Oever. Geen bekentenis De beschuldiging bleek opnieuw te berusten op valse aantijgingen; de politie rapporteerde nadien dan ook aan de pers dat het verhoor van de verdachte zieke niet tot een bekentenis had geleid. En daarmee kreeg de affaire Rooie Gerrit voor de vierde maal publicitair de aandacht. Roddel en achterklap bleken in staat de zaak tot over de Tweede Wereldoorlog heen te tillen. Maar het ging nog verder. Brief Toen destijds bekend werd dat ik was begonnen aan een onderzoek naar – en een publicatie over de toenmalige leefomstandigheden in de ‘Bloedpoort’ kreeg ik in 1989 een brief toegezonden waarin opnieuw de naam van een dader werd genoemd. Op deze beschuldiging ben ik verder niet ingegaan omdat die beschuldiging – aantoonbaar – niet juist kón zijn. De beschuldigde zat namelijk tijdens de kerstdagen van 1918, en dus ten tijde van de moord op Gerrit van den Oever, opgesloten in ‘De Kruisberg’, een opvoedingsgesticht voor jongeren te Doetinchem. Men mag overigens aannemen dat de werkelijke dader intussen óók op het kerkhof ligt.
© Piet Spaans 2014 historisch publicist en auteur Den Haag Holland http://nl.wikipedia.org/wiki/Piet_Spaans
<< Vorige Volgende >>
...home Geplaatst op 09-06-2014 en 1727 keer gelezen Like dit 916 Liked