Kind in de Tweede Wereldoorlog deel 8

De haat van de Duitsers jegens joodse burgers kreeg al enkele maanden na de capitulatie haar beslag. Daarna werden de duimschroeven steeds meer aangedraaid. Het leidde uiteindelijk tot een stuitende vorm van discriminatie. Iedereen die volgens de Duitse norm een ‘volle jood’ was werd verplicht – zichtbaar op de kleding – de jodenster te dragen. Deze werd door de Duitse overheid in Nederland verstrekt. Hoe ver dit kon reiken beschreef Bart van der Boom in zijn boek ‘Den Haag in de Tweede Wereldoorlog’. Een joodse winkelier in de Scheveningse Keizerstraat ging even naar buiten om zijn etalage te bezien. Hij droeg op zijn winkeljasje geen jodenster; hij dacht dat dit binnenshuis niet behoefde. Maar hij werd gearresteerd en uiteindelijk afgevoerd naar een Duits concentratiekamp. Daar overleed hij later. Ik vertel dit omdat ook mijn ouders iets verdrietigs meemaakten met een joods gezin. Koffer Mijn moeder telde onder haar opdrachtgeefsters een joodse mevrouw uit het Belgisch Park. Deze had bij haar bezoeken aan mijn moeder altijd in een wandelwagentje een lief klein jochie bij zich. Ik herinner mij dit zo goed omdat het jongetje bij het zien van onze schoorsteenklok altijd: ‘bim-bam’ zei, iets dat ik erg grappig vond. Op een bepaald moment liet de bewuste mevrouw een zware koffer bij ons bezorgen met het verzoek, die koffer voor haar en haar familie in bewaring te nemen. Zij zouden op bevel van de Duitse bezettingsmacht op transport worden gesteld naar Duitsland. Het liet niet lang op zich wachten. Zij zullen niet hebben kunnen vermoeden wat hen daar te wachten stond want, dachten zij, wanneer ze straks waren teruggekomen, kwamen ze de koffer weer halen. De tragiek echter was dat Hitler-Duitsland uitsluitend slechts handelde in termen van een heenreis. Aldus overleefden in de joodse gemeenschappen slechts enkelen van de mannen, vrouwen en kinderen. Naspeuringen, na de oorlog door mijn vader verricht, bleven zonder resultaat. De koffer – met een voor ons onbekende inhoud – is uiteindelijk overgedragen aan bevoegde instanties. Distributie Zaken die volwassenen hoofdbrekens gingen kosten lagen gelukkig buiten het leefwereldje van ons, kinderen. Al in 1940 ontstond de zogeheten distributie, een ontwikkeling waarbij zaken die men wilde kopen ‘op de bon waren’, zoals dat werd aangeduid. Iedere volwassene en/of iedere ouder kreeg primair een zogenaamde stamkaart. Gekoppeld daaraan werden aan de houders ervan vellen, bestaande uit aantallen distributiebonnen, verstrekt. Het betrof hier eetwaren als meel en meel-bevattende producten, vlees, vis, peulvruchten, graanproducten maar ook benzine, stookolie, kolen, schoeisel, rookwaren, kleding en textiel. Voor producten werden sindsdien – buiten de prijzen ervan – ook aantallen distributiebonnen vereist. De ‘zwarte handel’ ontstond want, geen bonnen geen koopwaar. Het ging om louche lieden, ‘zwarthandelaren’ genoemd, die buiten de reguliere markt om zaken aanboden zonder bonnen, maar dan wél voor woekerprijzen. Naarmate de oorlog langer duurde ontstonden voor bepaalde artikelen extreem hoge prijzen. Voor rokers viel te denken aan sigaretten, shag, sigaren en pijptabak. Er ontstond een flinke vraag naar fietsen; de Duitsers hadden voor eigen gebruik zomaar fietsen van wielrijders afgepakt. Daarnaast moest in 1943 iedereen die geen NSB’er of vrijgestelde was, zijn radio inleveren zodat niet meer naar de ‘Engelse zender’ kon worden geluisterd. Wat Duitsers of Duits gezindten op Nederlandse en/of op Duitse zenders presenteerden was kwalijke leugenpraat en propaganda. Eigenaars verstopten sindsdien hun radio en luisterden stiekem naar Engelse zenders. Voor overtreders volgden forse straffen. Duitsland verzwakt Een schok ging door alle betrokkenen toen vanaf mei 1942 het begrip ‘evacuatie’ tot Scheveningen door ging dringen. Nadat hun invasie op Engeland voor de Duitsers tot een boze droom was geworden, waren zij zich na Polen op Rusland gaan richten. Dat viel echter zwaar tegen waardoor hun krijgsmacht dáár extreem moest worden aangevuld met eenheden, ontleend aan westelijke, bezette gebieden. Omgekeerd ontstond toen de mogelijkheid van geallieerde invasies op de door de Duitsers achter zich gelaten – verzwakte – West-Europese kust: een aanstormende realiteit, niet óf, maar wannéér. Het dwong Duitsland, de totale zee- en oceaankust om te vormen tot een starre vesting. Op 14 december 1941 gaf Hitler het bevel tot de aanleg van een ruim 5000 kilometer lange verdedigingslinie vanaf het Noorse Hammerfest tot aan de oceaankust ter hoogte van de Frans-Spaanse grens. Sindsdien werden kustbewoners aangeschreven, hun woningen te verlaten. In het voorjaar van 1942 waren in Scheveningen het strand en de duinen al tot verboden gebied verklaard. Op 15 mei 1942 ging dit ook gelden voor een deel van Duindorp, het ‘Rode Dorp’ en kustdelen in Scheveningen-Dorp. Niet lang daarna startte een werkelijke evacuatie voor Scheveningen en west-Den Haag en moest men daadwerkelijk zijn huizen verlaten. Daarbij werd – ruim genomen – verschil gemaakt tussen gezinshoofden die hier werkten en anderen bij wie dit niet het geval was. Die laatstgenoemden waren ouden van dagen, weduwen al dan niet met een gezin, vrouwen met of zonder gezin van wie de zeevarende man was uitgeweken naar Engeland en gezinnen wiens gezinshoofden elders in Nederland werkten. Die categorie moest verdwijnen uit de Haagse regio. Economisch gebonden gezinshoofden mochten zich met hun gezinnen elders in Scheveningen of Den Haag vestigen maar dan wel meer verwijderd van de kust. © Piet Spaans Den Haag 2018 Historisch publicist en auteur
<< Vorige Volgende >>
...home Geplaatst op 30-03-2018 en 1152 keer gelezen Like dit 560 Liked