Kind in de Tweede Wereldoorlog deel 17

In de laatste maanden van de oorlog en ook nog daarna arriveerden vanuit het Duitse werkkamp Rees in Doetinchem treinen met zieke en/of ondervoede Nederlanders. Velen hunner kwamen uit de randstad. Ze waren bij omvangrijke razzia’s in Rotterdam en Den Haag van de straat of van hun werkplek geplukt en getransporteerd naar Rees. Zij werden in Doetinchemse ziekenhuizen en in beschikbare zaalruimten opgenomen om daar ontluisd, gewassen en verzorgd te worden. Rondom Rees, liggend in West Duitsland dichtbij de Nederlandse grens, hadden deze mannen als dwangarbeiders verdedigingswerken moeten aanleggen als een starre Duitse afweer tegen de onstuitbare vloed van tienduizenden aanstormende geallieerden. Uitgemergeld Mijn vader zocht hen regelmatig op om ingeval van Scheveningers hun familie in te lichten. Ik vergezelde hem eens. Het werd een confrontatie met menselijke geraamtes die de bedden vulden. Zo zag ik onder hen een Scheveninger, Van der Toorn geheten. Ik kan zelfs nú nog zijn gezicht voor me halen. Nadat ná de bevrijding de weekmarkt van Doetinchem weer fungeerde zag ik een standhouder die boekjes aanprees over gruwelen in Duitse strafkampen. Ik hoor nog zijn geroep: “Koop en lees, terug uit de hel van Buchenwald, hét beruchte Duitse concentratiekamp!” De getoonde beelden deden mij denken aan de mannen in de Doetinchemse ziekenhuisbedden. Knallende flessen Wij beschikten nog steeds over de compleet gevulde mitrailleurband. Om het kruit te kunnen gebruiken moesten wij de eigenlijke mitrailleurkogel vrijmaken van de huls. We zochten een opening waarin de kogel paste. Door nu de huls heen en weer te wrikken kwam de kogel los van de huls. En ja, hoera, we hadden nu kruit, veel kruit. We bedachten, een fles te vullen met een hoeveelheid kruit en die aan te steken. Dat ging bij toerbeurten want ja, het was wél een tikkeltje link. Eerst moest een brandende lucifer in de fles worden neerlaten: pas dán kon je benen maken. Achter de tuin van de villa waar eerder de – naast de familie Beekhuijsen huizende – Duitsers verbleven was een akker met loopgraven, schutswallen en schuttersputjes. Die waren destijds gegraven in afwachting van een aanstaand geallieerd offensief. We plaatsten de fles wat verwijderd van de schutswallen en de schuttersputjes en om beurten deponeerden wij een lucifer in de fles. De ‘beschoten’ boer Daarna was het benen maken tot achter de schutswal of in het schuttersputje. Eerst klonk een loeiend geluid en dan spatte de fles uit elkaar. Het werd uiteindelijk wat saai; het spectaculaire ervan verflauwde. We besloten daarom, óók een ongebruikte pistoolkogel aan de met kruit gevulde fles toe te voegen. Gasten die wij voor het spektakel uitnodigden moesten wél als aansteker willen fungeren. Hendrik Schuurman – een Doetinchemse slagerszoon – was toen te gast en dús de aansteker. Daarmee ging het ongelofelijk mis. Het begon zoals altijd: het enige verschil ter plekke was een bezige boer op een stukje niet-omgewoelde akker. De fles loeide als tevoren: samen met het kruiten en de nu toegevoegde pistoolpatroon, explodeerde deze. Maar de kogel uit die pistoolpatroon koos een eigen, niet door ons bedachte weg. Hij moet pal langs het hoofd van de bezige landman zijn gesuisd; hij reageerde als door een adder gebeten. Hij zag ons – en dus de daders – en kwam als een dolle stier aangestormd. Wij waren gelukkig best wel vlug ter been, uitgezonderd onze gast, de slagerszoon. Hendrik verloor namelijk een van zijn klompen en verspeelde daardoor zijn terreinwinst ten opzichte van de kwade boer. De slagerszoon werd zijn prooi en dat heeft hij geweten. Je moet er trouwens niet aan denken dat die kogel ráák zou zijn geweest. Engelbewaarders We hebben dát experiment meteen gestaakt; er volgde vast wel iets nieuws want in een weiland niet ver van ons huis stond een verlaten Duitse vuurmond met bijbehorende projectielen. Die hadden denkelijk een lengte van 50 tot 70 centimeter. De koperen hulzen waren zo’n 10 centimeter in doorsnee. Ze bevatten naar men vertelde lange pijpjes kruit. Wanneer nu zo’n kruitpijpje werd aangestoken volgde een ‘nieuwjaars-sterretjeseffect’. Maar door het aansteken en meteen uittrappen van het vlammetje met de voet vond zo’n pijpje als een voetzoeker zigzaggend zijn weg: stukken. Dat bleek zó opgelost. In de horizontale voeten van de vuurmond zaten openingen. En laat nou die granaat van het projectiel precies in zo’n gat passen. Dus wij – onnozele pubers – wrikten het op zijn kop gehouden projectiel in een van die gaten nét zo lang heen en weer tot er bij de hals van de granaathuls voldoende ruimte was gekomen om de granaat uit zijn huls te trekken. Het kruit kon nu uit de hulzen worden geschud. Rest één vraagje: hoeveel engelbewaarders hebben op onze schoudertjes over ons gewaakt, ook toen ons thuis een eenzame isolatie overkwam voor de duur van ruim zes weken vanwege een tyfusepidemie: bijna dood, met knallende hoofdpijnen en bijna 42º koorts? © Piet Spaans Den Haag 2018 Historisch publicist en auteur
<< Vorige Volgende >>
...home Geplaatst op 30-03-2018 en 1183 keer gelezen Like dit 566 Liked