‘IK HOU GVD VAN DUINDORP’ deel 3

Schrijver Willem Brakman steunt de actie

SOS Duindorper kreeg veel adhesiebetuigingen van onbekende en bekende Nederlanders. De bekende Nederlandse schrijver Willem Brakman zei in De Haagsche Courant het volgende over de voorgenomen sloop van zijn Duindorp: ‘Den Haag heeft al een crimineel verleden wat betreft de grachten en nu nog Duindorp. Duindorp heeft mij verraden, ik zag haar aan als voor eeuwig.’ Dat dit Duindorp zou worden afgebroken achtte Brakman voor onmogelijk. Hij zag zichzelf terug toen hij door zijn vader op de slee door Duindorp werd getrokken. Brakman die op 13 juni 1922 in Duindorp was geboren heeft ook na zijn vertrek uit Den Haag de band met Scheveningen nooit verbroken. Na de Duinrandschool in de Pluvierstraat 400 bezocht hij de Machinistenschool op Scheveningen. In 2000 verscheen zijn roman ‘De sloop der dingen’ waarin burgemeester Deetman een schurkenrol kreeg toebedeeld.

Willem Brakman tijdens een wandeling in de duinen bij Duindorp. Op de achtergrond de Prinses Julianakerk. Foto Gerrit Jan Kleinrensink 2000. Boek De sloop der dingen. Ik heb deze bijzondere man een keer via de telefoon gesproken maar jammer genoeg nooit ontmoet. Hij zei toen tegen mij: ‘Je had beter je best moeten doen voor Duindorp en burgemeester Deetman flikkeren we de haven in.’ Door regelmatig e-mailcontact met Gerrit Jan Kleinrensink, biograaf en vriend van Willem Brakman, heb ik de schrijver iets beter leren kennen. Willem Brakman en Gerrit Jan Kleinrensink brachten nog vaak en bezoek aan Duindorp en Scheveningen. Een geliefde plek van Brakman was de ‘Hoge Nol’ waar hij een prachtig uitzicht had op de wijk waar hij gemengde gevoelens over had. Brakman overleed op 8 mei 2008 in zijn woonplaats Boekelo.

Ik heb deze bijzondere man een keer via de telefoon gesproken maar jammer genoeg nooit ontmoet. Door regelmatig e-mailcontact met Gerrit Jan Kleinrensink, biograaf en vriend van Willem Brakman, heb ik de schrijver iets beter leren kennen. Willem Brakman en Gerrit Jan Kleinrensink brachten nog vaak en bezoek aan Duindorp en Scheveningen. Een geliefde plek van Brakman was de ‘Hoge Nol’ waar hij een prachtig uitzicht had op de wijk waar hij gemengde gevoelens over had. Brakman overleed op 8 mei 2008 in zijn woonplaats Boekelo.

Onderzoek studenten Haagse Hoge school

Eind 1998 kreeg ik een verzoek van negen studenten van de Haagse Hogeschool om mijn archief te raadplegen voor hun onderzoek naar de rol van de gemeente De Haag bij de sanering van Duindorp. Het onderzoek was een opdracht die ze hadden gekregen in het kader van hun opleiding IBO-5. Doormiddel van een duidelijk stappenplan met daarin verwerkte informatie uit zowel literatuur als de praktijk zou hun onderzoek plaatsvinden. In hun inleiding schrijven ze: ‘We gaan als volgt te werk: in hoofdstuk 1 zal een inleiding komen van het geheel. Vervolgens, in hoofdstuk 2 zal de geschiedenis van Duindorp aan de orde worden gesteld. In hoofdstuk 3 zal een tijdlijn worden uitgezet om een duidelijk overzicht te krijgen van alle gebeurtenissen en afspraken die zijn gemaakt door diverse partijen. Hoofdstuk 4 zal het Convenant Duindorp behelzen, waarin officiële afspraken van onder andere de gemeente naar voren komen met andere partijen. Het verband tussen Vestia Woningbedrijf Den Haag/Scheveningen en Duindorp zal tot uiting komen in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft opinies weer van verschillende belangengroepen. Als laatste is er een beleidsplan opgesteld voor Den Haag met eventuele adviezen in hoofdstuk 7. De conclusie van het onderzoek wordt in hoofdstuk 8 beschreven. De tien studenten zijn drie avonden bij mij thuis geweest om alle stukken te bestuderen. Het was leuk om het stel aan de grote tafel aan het werk te zien. Behalve het beantwoordde van hun vragen zorgde ik voor de nodige frisdrank en chips.

Hoofdstuk 7, ‘Wat is er misgegaan’?

‘In de communicatie is er zeker iets misgegaan. Wij wijzen met name op de voorlichting die de woningraad en het wijkberaad aan de bewoners gegeven hebben. Ook Is er een communicatiestoornis geweest tussen het ambtelijk apparaat of wethouder Noordanus – hij is uiteindelijk politiek verantwoordelijk – en de manier waarop de plannen van de herstructurering van Duindorp zijn toegelicht.’ ‘De bewoners vinden dat er iets moet worden gedaan en dat er soms gesloopt moet worden. Het gaat echter om de omvang van de sloop. Ook op dat punt achten wij nadere uitwerking en communicatie nodig.’ ‘Het convenant laat veel punten zien die positief zijn. Verbetering van groenintensiteit in de wijk en de vergoeding van de verhuiskosten fl. 8000-, en verkoop van huurwoningen aan bewoners. Het meest essentiële in het convenant ontbreekt, en dat is het draagvlak. De belangrijkste participanten ontbreken, namelijk de betrokken huurders en bewoners. Wethouder Noordanus sloot voor zijn herstructureringsplan een overeenkomst met het Wijkberaad Duindorp en de Bewonersraad Duindorp. Maar die twee groepen van wijkbestuurders hebben te weinig gedaan aan terugkoppeling van de achterban, wat nu grote problemen heeft veroorzaakt. De ondertekenaars van het wijkberaad zijn gekozen door de bewoners om voor de belangen van deze burgers op te komen. Zij voldoen nu dus niet aan democratische gewoonten. Noordanus heeft toegegeven dat hij achteraf bezien daar beter op had moeten letten,’ vermelden de studenten in het rapport.

Conclusie sloop Duindorp studenten Haagse Hogeschool

‘Dit werkstuk van IBO-5 gaat over het beleid dat de gemeente Den Haag voert ten aanzien van de kwestie de sloop van Duindorp te Scheveningen. We hebben het geheel geanalyseerd via een duidelijk stappenplan Met daarin verwerkt de informatie die is gezameld uit zowel literatuur als de praktijk. Aan de hand van een tijdlijn vanaf maart 1998 tot heden, hebben we een beeld gekregen van de ontwikkelingen rond de sloop van Duindorp. Achteraf is gebleken dat toch het grootste gedeelte van de bewoners het niet eens was met de plannen. De betrokken wethouder was hiervan op de hoogte, maar heeft het convenant niet meer kunnen terugdraaien. Aan de hand van een achttal stappen hebben we het door de gemeente gevoerde beleid geëvalueerd en uiteindelijk zijn we tot de volgende conclusie gekomen: De bewonersvertegenwoordiging heeft er niet voor gezorgd dat zij representatief was voor alle bewoners van Duindorp, waardoor het convenant dat is ondertekend geen eerlijke overeenkomst is ten opzichte van de bewoners. De voornaamste aanbeveling die we doen richting de wethouder is het ontbinden van het convenant en opnieuw tot afspraken komen met de huidige partijen,’ sluiten Theo Heemskerk, Natasha Nordin, Agnes Penaat, Arlo Rouw, Barbara Kriek, Marcel Wierenga, Jerusè Kaisiëpo, Erwin van de Oever en Jessica van Kessel hun werkstuk af.

Commissie Leefbaarheid, Milieu en Scheveningen in Duindorp

Op 16 maart 1999 werd door CDA-wethouder Wilbert Stolte van Leefbaarheid, Milieu en Scheveningen (MLS) een bijeenkomst voor de bewoners van Duindorp en de raadsleden stadsdeelcommissie Duindorp gehouden. De openbare bijeenkomst die plaats vond in ‘Ons Centrum’ aan de Tesselweide in Duindorp was druk bezocht door zowel tegenstanders als voorstanders van de sanering van Duindorp. Op deze bijeenkomst maakte GroenLinks bekend dat de herstructurering van Duindorp in overweging moest worden genomen en diende daarvoor het initiatiefraadsvoorstel in ‘Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald.’

Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald (rv. 71 van GroenLinks)

Op 8 april 1999 werd het raadsvoorstel van GroenLinks in de gemeenteraad behandeld. Het voorstel werd gesteund door: de PPS, HSP, Chr.Unie/SGP en SP. Tijdens het debat verweten de coalitiepartijen VVD, PvdA en CDA de oppositie ervan dat ze met het initiatiefvoorstel alleen bij de Duindorpers wilden scoren. Rinus Aandewiel, die namens het Comité Leefbaar Scheveningen (CLS), één van de insprekers was verwoordde het als volgt: ‘Geachte voorzitter, leden van de raad, mijn naam is Rinus Aandewiel, bewoner van een sociale huurwoning aan de Zeekant tussen de vuurtoren en de Naald. Zoals u ongetwijfeld zult weten is ook het CLS van mening dat de grootschalige sloopplannen, wat betreft Duindorp in hun huidige omvang, onaanvaardbaar is. Waar het Comité zich mede ernstige zorgen over maakt is over een opmerking van de voormalige directeur de heer Van Entrop van Vestia op 23 april 1998 in het Wijk- en Dienstencentrum Trefpunt. Toen zei de heer Van Entrop dat hij het niet uitsluit dat in de toekomst n.a.v. de sloopplannen in Duindorp ook huizen in respectievelijk Koppelstokstraat, Menninckstraat, Kompassstraat, Windasstraat en Ducdalfstraat zouden kunnen worden gesloopt. Voor deze woningen gelden nagenoeg dezelfde criteria als de woningen in Duindorp. Huizen in de jaren ’20 en ’30 gebouwd die naar ons mening in goede staat verkeren en wat heel belangrijk is: de mensen wonen er naar hun zin en zijn tevreden. Overigens is het Wijkoverleg Scheveningen-dorp, bij monde van voorzitter Jaap Bosma van mening dat er voor wat Scheveningen-dorp betreft wel sociale woningbouw in dit karakteristieke gedeelte van Scheveningen behouden dient te blijven. De Bewonersorganisatie Havenkwartier (BOH) is niet tegen de huidige sloopplannen in Duindorp.’ Het VVD-raadslid Rob van de Laar: ‘voorzitter, aangezien ik vandaag nogal mild gestemd ben, zou ik het voorliggende initiatiefvoorstel als onverstandig willen omschrijven. In een niet milde stemming had ik het zonder meer betiteld als schandalig.’ Het PvdA-raadslid Henk Kool sloot zich daarbij aan en sprak over een ‘wit voetje halen bij enkele bewoners van Duindorp.’ Kool gaat hier zijn boekje te buiten door over ‘enkele’ Duindorpers te spreken. Net als in het ‘woonwensenonderzoek’ waarin over een ‘aantal woningen’ die zouden worden gesloopt. In het eerste geval ging het om 1186 bezwaarschriften die Jantje Schaap op 7 mei 1998 aan wethouder Noordanus overhandigde. SP-raadslid Helga Hijmans wees Henk Kool op en artikel in de Stadskrant waarin staat dat de mensen op de bijeenkomst ‘juist ontzettend kwaad waren over deze affaire. Ik weet niet of zijn verhaal waar is of dat de Stadskrant er maar op los schrijft. Ik ben benieuwd naar zijn antwoord.’ Raadslid Kool zijn reactie was: ‘Als mevrouw Hijmans aanwezig was geweest tijdens de vergadering van de stadsdeelcommissie, had zij zelf kunnen vernemen wat er aan de hand is.’ De reactie van Helga Hijmans was even kort als krachtig. ‘U hoeft niet te zeuren als een klein jongetje. De SP was aanwezig. Ik was er niet, want ik ben niet in mijn eentje de SP.’ Niek Roozenburg van GroenLinks, ‘De heer Kool heeft op 16 maart over een heroverweging tegen mij gezegd, als u dat wilt kom dan met een voostel. Dat heeft hij letterlijk tegen mij gezegd. Daarop heb ik gezegd oké, dan kom ik met een voorstel. En dat heb ik dan ook gedaan.’ Van der Zalm van D66 vond dat de ‘herstructurering van Duindorp moet doorgaan zoals is afgesproken. Dat komt ten goede aan de mensen die er nu wonen en die er in de toekomst komen wonen. Wij wijzen daarom het initiatiefvoorstel af.’ Evert de Niet van de PPS steunde het voorstel van GroenLinks en zei dat ‘de betrokkenheid van de bewoners bij de vorming van het convenant is onvoldoende aan de orde geweest. Het onderzoek van de studenten van de Haagse Hogeschool heeft dit bevestigd.’ Raadslid mevrouw Biesheuvel-Vermeijden van het CDA vond het van de oppositie ‘niet netjes dat om over de rug van de Duindorpers met hun emoties te doen of het hele besluit van juli moet worden herroepen. Ze Geven de Duindorpers een fopspeen alsof de zaak niet doorgaat.’ Veel Scheveningers namen het mevrouw Biesheuvel kwalijk toen ze op een raadsvergadering over Scheveningen-dorp zei dat de Wassenaarsestraat een belangrijke winkelstraat op Scheveningen was. Ze bedoelde de Keizerstraat. Haar onwetendheid over Scheveningen en zijn bewoners was kenmerkend. Niek Roozenburg van GroenLinks reageert furieus op de aantijging van mevrouw Biesheuvel en beet haar toe: ‘Ik neem in ieder geval afstand van de stelling van het CDA dat wij een voorstel hebben gepresenteerd over de rug van de Duindorpers heen. Dat vind ik een zware aantijging, die ik hoog opneem. Ik vind dat absoluut niet correct.’ Mevrouw Hijmans wijst de voorzitter erop dat een van de insprekers een vraag had gesteld over de plannen voor renovatie van het gebied Ducdalfstraat/Kompasstraat. Deze vraag is ook terug te vinden in een verslag van de Stichting Wijkopbouw Scheveningen (WOS) van 23 september 1998. Noordanus zou gezegd hebben: ‘die plannen zijn van tafel, wij beginnen in Duindorp. Ik praat over 1996, dus drie jaar geleden. Wat is het werkelijkheidsgehalte van deze uitspraak?’ Wethouder Meijer (VVD), ‘voorzitter, mevrouw Hijmans heeft nog een vraag gesteld aan het college over een uitspraak die wethouder heeft gedaan op een bijeenkomst. Ik ken die uitspraak niet. Het lijkt mij het beste dat ik die vraag doorspeel aan wethouder Noordanus, zodat hij er in de commissievergadering over de voortgang van Duindorp of een ander passend moment op kan antwoorden.’ Op de algemene bestuursvergadering van het Wijkoverleg Scheveningen Dorp (WOS) van 23 september 1998 wijst Catrien Toet van het Comité Leefbaar Scheveningen (CLS) voorzitter Jaap Bosma op de uitspraak van directeur Van Entrop van Vestia die ook sloop in Scheveningen-dorp niet uitsloot. Ze wees erop dat ook in het oude dorp veel woningen staan van plus minus 50 m2. Voorzitter Bosma reageerde dat bij het WOS, Opbouwwerk en de politie geen sloopplannen bekend zijn. Opbouwwerkster Tonnie Joxhorst heeft geïnformeerd naar dergelijke sloopplanen en zegt dat Vestia pertinent ontkent dat er sprake is van slooppannen in het dorp. Volgens wijkagent René Theunissen zijn er twee jaar geleden besprekingen geweest over het gebied Ducdalfstraat, Kompasstraat en Windasstraat. Deze plannen, voor renovatie of sloop, zijn toen door wethouder Noordanus van tafel geveegd met de vermelding: ‘we beginnen in Duindorp.’ Twee jaar later werd de Ducdalfstraat toch gesloopt. In tegenstelling tot de Bewonersorganisatie Havenkwartier (BOH) was het WOS voor ‘het goed onderhouden en behouden van woningen in de sociale huursector.’ Het initiatiefvoorstel van GroenLinks, is met uitzondering van de fracties van GroenLinks, SP, PPS en de HSP, verworpen.

Verzoek aan burgemeester Deetman

Op 19 maart 1999 schreef SOS Duindorp een brief aan burgemeester Deetman met het verzoek het rapport van de studenten van de Haagse Hogeschool te betrekken bij de behandeling van het initiatiefvoorstel van Groen Links over Duindorp.

Brief SOS Duindorp aan burgemeester Deetman. 13 april 1998

Aanvang sloop van 1100 woningen, de Meeuwenof en Pluvierhof

Het eerste pand dat in 2001 in Duindorp werd gesloopt stond op de hoek Pluvierstraat Bevelandsestraat. Op de begaande grond was de textielwinkel van Arina van der Zwan gevestigd. Arina van der Zwan was toen gemeenteraadslid voor de Politieke Partij Scheveningen. (PPS) Zij was voorstander van de sloop van 1100 sociale huurwoningen. In 2009 stapte ze over naar de politieke partij Trots Op Nederland (TON) van Rita Verdonk. Ze was door het bestuur van de PPS geschorst en nam haar raadszetel mee naar TON.

Het oude Duindorp van voor de sloop. Foto: Karel Kulk, 2000 V.l.n.r. Aanvang sloop eerste woning en winkel hoek Pluvierstraat Bevelandsestraat, de textielwinkel van Arina van der Zwan. Stefano en zijn zusje kijken naar de sloop van het Pluvierhof. Foto’s Karel Kulk 2001 Foto: Karel Kulk 3 juli 2009 V.l.n.r: De 1100ste en laatste woning van de buitenring van het Pluvierhof wordt gesloopt. Op de achtergrond de toren van de Prinses Juliankerk aan de Nieboerweg. Foto: Karel Kulk 16-11-2009 De laatste woning in de Meeuwenhof die nog moet worden gesloopt werd gehuurd door de heer Schaap, Foto 2006. De Meeuwenhof met de grond gelijk gemaakt De negen Iepen zullen later worden gekapt. Foto’s Karel Kulk, 2006 en 2007.

Interview met de laatste bewoners Jan en Lien Teeken van het Pluvierhof

De Pluvierhof, eens een monumentaal hof in Duindorp, een paar jaar later bestempeld, door mensen die het voor het zeggen hadden, als rijp voor de sloop. De Pluvierhof en Meeuwenhof waren nog de weinige hoven die Scheveningen ooit rijk was. De laatste bewoners van de Pluvierhof die hun woning verlieten waren Jan en Lien Teeken Karel: ‘Lien, waar en wanneer ben je geboren, hoe ben je op het ‘Eiland’ terecht gekomen en vervolgens in de Pluvierhof?’ Lien: ‘Ik ben op 19 november 1937 geboren in de Gordingweg 2 op het ‘Eiland’. Mijn moeder was drie jaar toen ze in de Boeistraat op het ‘Eiland kwam wonen. Ik heb daar tot 1943 gewoond. Door de Tweede Wereldoorlog moesten alle ‘Eilanders’ vertrekken. Ons gezin ging naar Gouda. In 1946 kregen we een woning in de Flakkeesestraat in Duindorp waar ik in 1955 met Jan ben getrouwd. We hebben een tijdje in een uitbouw in Den Haag gewoond. Vandaar zijn we verhuisd naar een souterrain in de Amsterdamsestraat aan de andere kant van Scheveningen. Vervolgens zijn we toen verhuisd naar de Gordingweg 8 waar we tot 1968 hebben gewoond.’ Karel: ‘Lien, wat kan je je herinneren van je periode op het ‘Eiland?’ Lien: ‘Het was een hechte gemeenschap net als Duindorp. De mensen onder elkaar waren veel leuker, de kinderen speelden met elkaar en de buren letten op elkaars kinderen. Eigenlijk was het één grote familie.’ Karel: ‘Vlak bij het Eiland was de ‘Sleephelling Scheveningen gevestigd. Er werkten daar in de jaren ‘60 een paar honderd man. Hadden jullie last van de werkzaamheden op de scheepswerf?’ Lien: ‘Er werkte ook familie op de sleephelling. We hadden er helemaal geen last van. We vonden het juist hartstikke fijn. We hoorden de fluit ’s morgens, dan wist je hoe laat het was. Als je op strand ging spelen hoorden je de fluit van vijf uur en dan van half zes, want hij ging twee keer. Je wist bij de eerste fluit dat je van strand af moest en bij de tweede fluit was je thuis. Nu komen er mensen aan de haven wonen die het eerste tijd leuk vinden maar daarna komen ze met klachten over herrie en stank van het havenbedrijf.’ Karel: ‘De bewoners van het Eiland hadden wel een eigen stukje strand genaamd De Kom.’ Lien: ‘Ja, het “Kommetje” met de ouwe badmeester. ’s Morgens kwam die met zijn fiets met een hele tas met fietsbanden. Eerst moest je droogzwemmen en daarna met een bandje om in het water naderhand gebruikte hij ook autobanden.’ Karel: ‘Wanneer kregen jullie te horen dat de 126 woningen en twee winkels moesten worden gesloopt voor de aanleg van een haven voor de Norfolkline?’ Lien: ‘We kregen het in 1967 te horen. We hebben toen geprotesteerd tegen de sloop. Maar geld speelde een grote rol dus moesten we toch weg.’ Lien: ‘We kregen toen van de inspectrice van het gemeentelijk woonbedrijf te horen dat er geen huis op Scheveningen beschikbaar was. Ik moest gaan wonen waar mijn man werkte. Dan moeten jullie mij een woonwagen geven want de een keer zit mijn man in Hoek van Holland en dan weer in Zoetermeer. Volgens de inspectrice hadden we ook geen recht op een woning in Scheveningen omdat Jan uit Den Haag kwam. Mijn tante had een groot huis in de Zeezwaluwhof en die wilde wel met ons ruilen. Dit ging echter niet door dus besloten Jan en ik om in onze woning op het Eiland te blijven zitten. Dit heeft ruim een jaar geduurd. We zaten tussen de muizen en de ratten. Op Sinterklaasdag in 1967 kwam de inspectrice met een leuke verrassing. Ze had voor ons een woning in de Pluvierhof. Ze was daarvoor eerst met de familie De Bruin van het Eiland gaan praten omdat ze ons niet goed kon. Ze kreeg van deze familie alleen goede berichten over ons. Ze had voor mevrouw De Bruin een woning in de Pluvierhof en ook een voor ons. We mochten eerst wel naar het huis gaan kijken voor we beslisten. Dat was niet nodig want een woning in de Pluvierhof wilde we graag hebben.’ Jan: ‘In februari 1968 hebben met de slee verhuisd. Er lag toen verschrikkelijk veel sneeuw. De man van de waterleiding heeft de kachel heeft de kachel toen overgebracht. Die was nog lekker warm en hebben hem dus gelijk hier neergezet.’ Karel: ’Jan, jij bent geen echte Scheveninger maar een ‘sudeten’ Scheveninger zoals we dat hier zeggen. Maar jij bent wel geaard op Scheveningen hé. Hoe ben je hier terecht gekomen?’ Jan: ‘Ik heb Lien ontmoet bij mijn zwager. We hebben toen een afspraakje gemaakt en daar zit ik na drieënvijftig jaar nog aan vast.’ Karel: ‘Gefeliciteerd!’ Jan: ‘Na een paar jaar zijn we getrouw en in de stad gaan wonen. Ik was schilder van beroep en we woonden op één kamer. Het was heel moeilijk om aan een andere woning te komen. Ik was nog geen drieëntwintig dus verdiende toen nog niet het volle loon. Toen kregen van een woning in de Amsterdamsestraat. Daar zijn twee kinderen geboren. De woning – een souterrain – werd daardoor te klein. Toen zijn we naar de huisvesting van de gemeente Den Haag gegaan en kregen toen een huisje op het ‘Eiland’. Daar hebben we met vier kinderen heel fijn gewoond.’ Karel: ‘Hoe voelde je als niet Scheveninger op het ‘Eiland?’ Jan: ‘Bij de familie van Lien al heel goed. We kregen kennissen en ik kwam wel eens bij het tentje van Arie voor een biertje en leerde zo snel al die Scheveningse jongens kennen.’ Karel: ‘Vertel eens wat meer over het tentje van Arie.’ Jan: ‘Dat was het “Balkje” aan het einde van de Houtrustweg vlak bij het strand. Vrijdagmiddag als iedereen klaar was met het werk kwamen iedereen nog een biertje doen aan de Balk. Om te zitten was er alleen een grote balk en voor de rest was het staande lurken. Arie is begin jaren ’60 begonnen met het Balkje. Het tentje zelf was een oude Bijbelkiosk die op boulevard had gestaan. Het huisje van het woord van God werd dus het ‘Balkje’ van Arie. Arie, die in zijn jeugd door kinderverlamming slecht kon lopen, woonde ook op het ‘Eiland’. Arie de Bruin is gelijk met ons verhuisd naar Pluvierhof 56. Hij werd onze buurman.’ Karel: ‘Hebben jullie nog leuke dingen op het ‘Eiland’ meegemaakt?’ Lien: ‘Toen ze de havenhoofden in 1966 gingen verlengen hebben we vreselijk met die heiers gelachen. En ook met dikke Dien van de Kranenburgweg die altijd buiten in de nachtjapon op een vuilnisbak zat. Op een gegeven moment ging ze naar het Jodenstrandje en liep met kleren en al het water in. Het Jodenstrandje is bij het Zuidenhavenhoofd.’ Karel: ‘Hoeveel straten en winkels waren er op het ‘Eiland?’ Lien: ‘Gordingweg, Hellingweg, Kranenburgweg, Boeistraat, de Bak, Steigerweg en Zeesluisweg. Er waren twee winkels op het ‘Eiland’. Toe wij in 1968 naar het Pluvierhof gingen was alleen kruidenier Bulk er nog. Er was ook een water- en vuurstokerij in de Boeistraat. Ook veel Duindorpers kwamen via het sluisje over het Verversingskanaal boodschappen doen bij Bulk. Jan Bal kwam altijd met vis langs de deur.’ Karel: ‘Er werden ook veel fuiken door ‘Eilanders’ in het Verversingskanaal uitgezet. Wie deden dat?’ Lien/Jan: ‘Piet Vooys en Van Wijngaarden. Ze deden dat vaak samen. En Sam de Jong van de Hellingweg ging altijd met het kruisnet vissen. Wij kochten dan voor een paar centen sardien als aas voor het vissen met de hengel. Als het mooi weer was gingen we ook ’s nachts weleens naar het kruisnetten kijken.’ Karel: ‘Lien, hoe vond je het in het begin in de Pluvierhof.’ Lien: ‘Ik kon het in het begin niet wennen. In het hof waren ze zogenaamd netjes, maar wij zijn hier gekomen om ze opvoeding te geven. Op een gegeven moment hoorde ik twee vrouwen over mijn zeggen dat ik wel een net vrouwtje was met schonen gordijnen. Later kwam een buurvrouw een praatje met me maken om uit te vissen van wie ik er was. Ik antwoordde dat ik er een van de ‘Fransman’ was. Oh zei ze heet jouw moeder dan Jaan? Ik zei ja en mijn moeder moet tante tegen jou zeggen. Dan heb ik toch de goeie voor me zei ze, ik heb altijd gezegd dat is zo net vrouwtje. Toen maakte het niet meer uit dat ik van het ‘Eiland’ kwam. Ik was van een goede familie. Ik had een neef, ‘lange’ Gijs Plugge die veel gedaan heeft voor het jeugdvoetbal voetbal in Duindorp. Hij woonde hier op het hoekje.’ Karel: ‘Als ik jullie vraag wat je voelden toen je in 1968 het ‘Eiland’ moest verlaten.’ Lien: ‘Ik vond het een ramp. We raakten het vrije en de saamhorigheid kwijt. We voelden ons in het Pluvierhof opgesloten.’ Karel: ‘Wat vinden jullie ervan dat je straks weer moet verhuizen?’ Lien: ‘Dat is balen natuurlijk. Dat is toch hartstikke mooi zo’n hof dat hadden ze voor de oudere moeten behouden.’ Karel: ‘Maar je krijgt straks een mooier huis met grotere kamer ervoor terug.’ Lien: ‘Maar je zit wel in- en op elkaar, ze noemen het niet voor niks het gevangeniscomplex. Waar we nu tegen de schutting bij ons vijvertje aankijken begint straks de gevel van onze buren. We hebben veel minder ruimte en we zijn de tuin ook kwijt. De woonkamer zit achter dus hebben we ook minder contacten.’ Karel: ‘Als ze de woningen in het hof zouden hadden gerenoveerd en de huur was omhooggegaan?’ Lien: ‘Dan waren we allemaal blijven zitten. Zelfs als de huur hoger was geworden. Niemand wilde hier weg. Maar wat ze in de kop hebben……’ Karel: ‘Scheveningen heeft veel vissershoven gekend. Door het slopen van het Pluvierhof verdwijnt ook het laatste stukje eigenheid van Duindorp. Had de gemeente daar beter over moeten nadenken?’ Lien: ‘Natuurlijk, maar het is een geldkwestie, geld, geld en nog eens geld. Als ze de kans hadden gekregen had men ook het Verversingskanaal volgebouwd. Maar dat ging mooi niet door.’ Karel: ‘In 1998 werden de plannen voor de sanering van Duindorp bekend. Er zouden 1100 woningen worden gesloopt daarvoor zouden er 750 worden teruggebouwd waarvan 375 in de sociale sector. Wat vinden jullie van de manier waarop de plannen werden gebracht en van de enquête die is gehouden?’ Lien: ‘Niet eerlijk, we kregen allemaal een enquête toegestuurd met daarin de volgende vraag: ‘was zou je willen veranderen als je mocht verbouwen; een grotere badkamer of een grotere keuken. De ene wilde wel een grotere keuken de ander een mooi badkamertje. Wat gebeurt er! We kregen vlak erna een brief van Vestia in de bus dat de bewoners hadden gekozen voor de sloop van de woningen. Dat was niet waar want de mensen hebben dat helemaal niet zogezegd. Ze hebben onderzoek gedaan naar woningen in de Meeuwenhof die niet bestonden. Toen gingen ze ook in het Pluvierhof onderzoek doen naar bepaalde nummers die niet bestonden. Zo is dat gegaan. We hebben ook gehoord en gelezen dat de Pluvierhof, Meeuwenhof en Zeezwaluwhof op de lijst van monumenten stonden. En die hebben ze er ineens afgehaald omdat ze dat onderzoek in de hoven had gedaan. De huizen waren te slecht.’ Karel: ‘Dus de gemeente heeft de hoven eerst op de lijst van Rijksmonumenten gezet ze vervolgens een paar jaar later toch maar te slopen. Wat vind je daarvan?’ Lien: ‘Dat vind ik de mensen belazeren, je wordt gewoon in de maling genomen waar je bijstaat, je wordt verkocht waar je bijstaat, laat ik het zo zeggen. Maar je ziet het, je doet er niks aan. Je kunt actievoeren, maar de hoge heren beslissen.’ Karel: ‘Er is toen een protestmars door Duindorp gehouden. Hoe hebben de Duindorpers zich hebben verweerd tegen die onzalige plannen?’ Lien: ‘Er is genoeg tegen de plannen gedemonstreerd. Maar er werd niet naar je geluister. Klaar! Karel: de Duindorpers werden in de media vaak negatief neergezet. De bogen van de hoven waar de jeugd zich vaak ophield werden de ‘spelonken van Duindorp ’genoemd.’ Lien: ‘Dat vond ik een verschrikking. Dan stond er weer in de krant Pluvierhof dit of dat. Hier gebeurde nooit wat het was altijd onder de boog bij de Meeuwenhof. Hier woonden allemaal ouderen. Karel: Bob Smits van de bewonersraad van Duindorp heeft zich duidelijk uitgelaten over de problemen onder de boog. Ze hebben dus gebruik gemaakt van de problemen onder de bogen? Lien: het is jammer dat alle Duindorpers daarvoor werden aangekeken. Er waren vaak jongens uit andere wijken van Scheveningen betrokken. Vroeger werd er veel meer op de jongeren gelet. Als je op het raam tikten waren ze al weg. Als je dat nu doet krijg je een steen door de ramen.’ Karel: ‘Lien, kwam jij uit een vissersgezin?’ Lien: ‘Mijn vader voer op de zeillogger. Hij was elf jaar toen hij naar zee ging. Mijn vader is in juni 1914 geboren en in september 1914 is de logger van zijn vader met de hele bemanning vergaan. Mijn vader was een paar weken toen hij al geen vader meer had. Mijn opa had slechts een keer zijn zoon gezien. Mijn moeder werkte in een wasserij. Ook veel andere familieleden voeren. Van mijn moeders kant hebben er veel op de visserij gevaren. Allebei mijn opoe’s hadden een “gosie” (vishandel) en oom Frank van der Zwan werkte bij rederij Jaczon.’ Karel: ‘Jan wat is jouw ervaring die je hebt opgedaan op Scheveningen als schilder?’ Jan: ‘Ik kwam hier in 1946 of ’47 om Duindorp op te knappen. De NSB’ers zaten toen nog opgesloten in een paar scholen in Duindorp. Via de Duivelandsestraat mochten we met een pasje Duindorp in. Ik toen nog een tuinhekje van een bed van een van de gevangen voor mijn moeder gemaakt. Later ben ik de bouw in gegaan. Er was genoeg te doen in de wederopbouw van Nederland. Het was in de winter en moesten warm water halen in het stokerijtje. We konden dan ’s morgens de spullen ontdooien. We hebben toen veel woningen opgeknapt. Het was de firma Van Wijn die is begonnen met het opknappen van gemeentewoningen.’ Karel: ‘Dus jij, als niet Scheveninger, hebt na de oorlog Duindorp helpen opknappen?’ Karel: ’Heb jij nog met de visserijsector te maken gehad?’ Jan: ‘Ik ben als ‘Prenter’ (passagier) op de visserij mee geweest. Ik heb op de kaakplank gezeten bij schipper Arie Keus op de SCH 159 de Martina. Er was een jongen die erg zeeziek was. Ik had nergens last van al stond het schip ondersteboven. Ik wel tijdens de reis overstappen op de ‘Poolster’ omdat de combinatie was afgelopen. Ik ben ook nog met de kottervisserij mee geweest om met de borden te gaan vissen. De haringvisserij met de vleet was natuurlijk heel wat anders. Ik heb ook nog de haringpakkerij van rederij Jaczon geschilderd. Als er werk was pakte ik ook tonnen haring in. Ik heb dus wel het een en ander meegemaakt in de visserijsector.’ Karel: ‘Jullie toekomst ligt straks in de nieuwbouw. Waar staat jullie nieuwe woningen? En hoe voelt het om na eenenveertig jaar weer uit een vertrouwde omgeving te moeten vertrekken?’ Jan: ‘Onze nieuwe woning staat in de Markensestraat. We weten nog niet het huisnummer, maar het is één van de vijf eengezinswoningen vlak bij de Griendsestraat. Ik had liever gezien dat ze me hier zouden uitdragen, ondanks dat ik misschien nog 15 of twintig jaar in de nieuwbouw zou kunnen wonen.’ Lien: ‘Ik moet erheen, maar met weemoed. Ik heb er een hard hoofd in of ik het kan wennen. Als het huis op de kijkdag tegenval dan kunnen ze hoog of laag springen maar dan neem ik het niet.’ Karel: ‘Ik ben net in jullie tuintje met een vijver met karpers en goudvissen geweest. Dat krijgen jullie niet meer terug in de nieuwbouw.’ Karel: ‘Lien, waar en wanneer ben je geboren, hoe ben je op het ‘Eiland’ terecht gekomen en vervolgens in de Pluvierhof?’ Lien: ‘Ik ben op 19 november 1937 geboren in de Gordingweg 2 op het ‘Eiland’. Mijn moeder was drie jaar toen ze in de Boeistraat op het ‘Eiland kwam wonen. Ik heb daar tot 1943 gewoond. Door de Tweede Wereldoorlog moesten alle ‘Eilanders’ vertrekken. Ons gezin ging naar Gouda. In 1946 kregen we een woning in de Flakkeesestraat in Duindorp waar ik in 1955 met Jan ben getrouwd. We hebben een tijdje in een uitbouw in Den Haag gewoond. Vandaar zijn we verhuisd naar een souterrain in de Amsterdamsestraat aan de andere kant van Scheveningen. Vervolgens zijn we toen verhuisd naar de Gordingweg 8 waar we tot 1968 hebben gewoond.’ Karel: ‘Lien, wat kan je je herinneren van je periode op het ‘Eiland?’ Lien: ‘Het was een hechte gemeenschap net als Duindorp. De mensen onder elkaar waren veel leuker, de kinderen speelden met elkaar en de buren letten op elkaars kinderen. Eigenlijk was het één grote familie.’ Karel: ‘Vlak bij het Eiland was de ‘Sleephelling Scheveningen gevestigd. Er werkten daar in de jaren ‘60 een paar honderd man. Hadden jullie last van de werkzaamheden op de scheepswerf?’ Lien: ‘Er werkte ook familie op de sleephelling. We hadden er helemaal geen last van. We vonden het juist hartstikke fijn. We hoorden de fluit ’s morgens, dan wist je hoe laat het was. Als je op strand ging spelen hoorden je de fluit van vijf uur en dan van half zes, want hij ging twee keer. Je wist bij de eerste fluit dat je van strand af moest en bij de tweede fluit was je thuis. Nu komen er mensen aan de haven wonen die het eerste tijd leuk vinden maar daarna komen ze met klachten over herrie en stank van het havenbedrijf.’ Karel: ‘De bewoners van het Eiland hadden wel een eigen stukje strand genaamd De Kom.’ Lien: ‘Ja, het “Kommetje” met de ouwe badmeester. ’s Morgens kwam die met zijn fiets met een hele tas met fietsbanden. Eerst moest je droogzwemmen en daarna met een bandje om in het water naderhand gebruikte hij ook autobanden.’ Karel: ‘Wanneer kregen jullie te horen dat de 126 woningen en twee winkels moesten worden gesloopt voor de aanleg van een haven voor de Norfolkline?’ Lien: ‘We kregen het in 1967 te horen. We hebben toen geprotesteerd tegen de sloop. Maar geld speelde een grote rol dus moesten we toch weg.’ Lien: ‘We kregen toen van de inspectrice van het gemeentelijk woonbedrijf te horen dat er geen huis op Scheveningen beschikbaar was. Ik moest gaan wonen waar mijn man werkte. Dan moeten jullie mij een woonwagen geven want de een keer zit mijn man in Hoek van Holland en dan weer in Zoetermeer. Volgens de inspectrice hadden we ook geen recht op een woning in Scheveningen omdat Jan uit Den Haag kwam. Mijn tante had een groot huis in de Zeezwaluwhof en die wilde wel met ons ruilen. Dit ging echter niet door dus besloten Jan en ik om in onze woning op het Eiland te blijven zitten. Dit heeft ruim een jaar geduurd. We zaten tussen de muizen en de ratten. Op Sinterklaasdag in 1967 kwam de inspectrice met een leuke verrassing. Ze had voor ons een woning in de Pluvierhof. Ze was daarvoor eerst met de familie De Bruin van het Eiland gaan praten omdat ze ons niet goed kon. Ze kreeg van deze familie alleen goede berichten over ons. Ze had voor mevrouw De Bruin een woning in de Pluvierhof en ook een voor ons. We mochten eerst wel naar het huis gaan kijken voor we beslisten. Dat was niet nodig want een woning in de Pluvierhof wilde we graag hebben.’ Jan: ‘In februari 1968 hebben met de slee verhuisd. Er lag toen verschrikkelijk veel sneeuw. De man van de waterleiding heeft de kachel heeft de kachel toen overgebracht. Die was nog lekker warm en hebben hem dus gelijk hier neergezet.’ Karel: ’Jan, jij bent geen echte Scheveninger maar een ‘sudeten’ Scheveninger zoals we dat hier zeggen. Maar jij bent wel geaard op Scheveningen hé. Hoe ben je hier terecht gekomen?’ Jan: ‘Ik heb Lien ontmoet bij mijn zwager. We hebben toen een afspraakje gemaakt en daar zit ik na drieënvijftig jaar nog aan vast.’ Karel: ‘Gefeliciteerd!’ Jan: ‘Na een paar jaar zijn we getrouw en in de stad gaan wonen. Ik was schilder van beroep en we woonden op één kamer. Het was heel moeilijk om aan een andere woning te komen. Ik was nog geen drieëntwintig dus verdiende toen nog niet het volle loon. Toen kregen van een woning in de Amsterdamsestraat. Daar zijn twee kinderen geboren. De woning – een souterrain – werd daardoor te klein. Toen zijn we naar de huisvesting van de gemeente Den Haag gegaan en kregen toen een huisje op het ‘Eiland’. Daar hebben we met vier kinderen heel fijn gewoond.’ Karel: ‘Hoe voelde je als niet Scheveninger op het ‘Eiland?’ Jan: ‘Bij de familie van Lien al heel goed. We kregen kennissen en ik kwam wel eens bij het tentje van Arie voor een biertje en leerde zo snel al die Scheveningse jongens kennen.’ Karel: ‘Vertel eens wat meer over het tentje van Arie.’ Jan: ‘Dat was het “Balkje” aan het einde van de Houtrustweg vlak bij het strand. Vrijdagmiddag als iedereen klaar was met het werk kwamen iedereen nog een biertje doen aan de Balk. Om te zitten was er alleen een grote balk en voor de rest was het staande lurken. Arie is begin jaren ’60 begonnen met het Balkje. Het tentje zelf was een oude Bijbelkiosk die op boulevard had gestaan. Het huisje van het woord van God werd dus het ‘Balkje’ van Arie. Arie, die in zijn jeugd door kinderverlamming slecht kon lopen, woonde ook op het ‘Eiland’. Arie de Bruin is gelijk met ons verhuisd naar Pluvierhof 56. Hij werd onze buurman.’ Karel: ‘Hebben jullie nog leuke dingen op het ‘Eiland’ meegemaakt?’ Lien: ‘Toen ze de havenhoofden in 1966 gingen verlengen hebben we vreselijk met die heiers gelachen. En ook met dikke Dien van de Kranenburgweg die altijd buiten in de nachtjapon op een vuilnisbak zat. Op een gegeven moment ging ze naar het Jodenstrandje en liep met kleren en al het water in. Het Jodenstrandje is bij het Zuidenhavenhoofd.’ Karel: ‘Hoeveel straten en winkels waren er op het ‘Eiland?’ Lien: ‘Gordingweg, Hellingweg, Kranenburgweg, Boeistraat, de Bak, Steigerweg en Zeesluisweg. Er waren twee winkels op het ‘Eiland’. Toe wij in 1968 naar het Pluvierhof gingen was alleen kruidenier Bulk er nog. Er was ook een water- en vuurstokerij in de Boeistraat. Ook veel Duindorpers kwamen via het sluisje over het Verversingskanaal boodschappen doen bij Bulk. Jan Bal kwam altijd met vis langs de deur.’ Karel: ‘Er werden ook veel fuiken door ‘Eilanders’ in het Verversingskanaal uitgezet. Wie deden dat?’ Lien/Jan: ‘Piet Vooys en Van Wijngaarden. Ze deden dat vaak samen. En Sam de Jong van de Hellingweg ging altijd met het kruisnet vissen. Wij kochten dan voor een paar centen sardien als aas voor het vissen met de hengel. Als het mooi weer was gingen we ook ’s nachts weleens naar het kruisnetten kijken.’ Karel: ‘Lien, hoe vond je het in het begin in de Pluvierhof.’ Lien: ‘Ik kon het in het begin niet wennen. In het hof waren ze zogenaamd netjes, maar wij zijn hier gekomen om ze opvoeding te geven. Op een gegeven moment hoorde ik twee vrouwen over mijn zeggen dat ik wel een net vrouwtje was met schonen gordijnen. Later kwam een buurvrouw een praatje met me maken om uit te vissen van wie ik er was. Ik antwoordde dat ik er een van de ‘Fransman’ was. Oh zei ze heet jouw moeder dan Jaan? Ik zei ja en mijn moeder moet tante tegen jou zeggen. Dan heb ik toch de goeie voor me zei ze, ik heb altijd gezegd dat is zo net vrouwtje. Toen maakte het niet meer uit dat ik van het ‘Eiland’ kwam. Ik was van een goede familie. Ik had een neef, ‘lange’ Gijs Plugge die veel gedaan heeft voor het jeugdvoetbal voetbal in Duindorp. Hij woonde hier op het hoekje.’ Karel: ‘Als ik jullie vraag wat je voelden toen je in 1968 het ‘Eiland’ moest verlaten.’ Lien: ‘Ik vond het een ramp. We raakten het vrije en de saamhorigheid kwijt. We voelden ons in het Pluvierhof opgesloten.’ Karel: ‘Wat vinden jullie ervan dat je straks weer moet verhuizen?’ Lien: ‘Dat is balen natuurlijk. Dat is toch hartstikke mooi zo’n hof dat hadden ze voor de oudere moeten behouden.’ Karel: ‘Maar je krijgt straks een mooier huis met grotere kamer ervoor terug.’ Lien: ‘Maar je zit wel in- en op elkaar, ze noemen het niet voor niks het gevangeniscomplex. Waar we nu tegen de schutting bij ons vijvertje aankijken begint straks de gevel van onze buren. We hebben veel minder ruimte en we zijn de tuin ook kwijt. De woonkamer zit achter dus hebben we ook minder contacten.’ Karel: ‘Als ze de woningen in het hof zouden hadden gerenoveerd en de huur was omhooggegaan?’ Lien: ‘Dan waren we allemaal blijven zitten. Zelfs als de huur hoger was geworden. Niemand wilde hier weg. Maar wat ze in de kop hebben……’ Karel: ‘Scheveningen heeft veel vissershoven gekend. Door het slopen van het Pluvierhof verdwijnt ook het laatste stukje eigenheid van Duindorp. Had de gemeente daar beter over moeten nadenken?’ Lien: ‘Natuurlijk, maar het is een geldkwestie, geld, geld en nog eens geld. Als ze de kans hadden gekregen had men ook het Verversingskanaal volgebouwd. Maar dat ging mooi niet door.’ Karel: ‘In 1998 werden de plannen voor de sanering van Duindorp bekend. Er zouden 1100 woningen worden gesloopt daarvoor zouden er 750 worden teruggebouwd waarvan 375 in de sociale sector. Wat vinden jullie van de manier waarop de plannen werden gebracht en van de enquête die is gehouden?’ Lien: ‘Niet eerlijk, we kregen allemaal een enquête toegestuurd met daarin de volgende vraag: ‘was zou je willen veranderen als je mocht verbouwen; een grotere badkamer of een grotere keuken. De ene wilde wel een grotere keuken de ander een mooi badkamertje. Wat gebeurt er! We kregen vlak erna een brief van Vestia in de bus dat de bewoners hadden gekozen voor de sloop van de woningen. Dat was niet waar want de mensen hebben dat helemaal niet zogezegd. Ze hebben onderzoek gedaan naar woningen in de Meeuwenhof die niet bestonden. Toen gingen ze ook in het Pluvierhof onderzoek doen naar bepaalde nummers die niet bestonden. Zo is dat gegaan. We hebben ook gehoord en gelezen dat de Pluvierhof, Meeuwenhof en Zeezwaluwhof op de lijst van monumenten stonden. En die hebben ze er ineens afgehaald omdat ze dat onderzoek in de hoven had gedaan. De huizen waren te slecht.’ Karel: ‘Dus de gemeente heeft de hoven eerst op de lijst van Rijksmonumenten gezet ze vervolgens een paar jaar later toch maar te slopen. Wat vind je daarvan?’ Lien: ‘Dat vind ik de mensen belazeren, je wordt gewoon in de maling genomen waar je bijstaat, je wordt verkocht waar je bijstaat, laat ik het zo zeggen. Maar je ziet het, je doet er niks aan. Je kunt actievoeren, maar de hoge heren beslissen.’

V.l.n.r. Jan Teeken en Karel Kulk met straatnaambord Pluvierhof bij de sloop van de boog. Foto Karel Kulk en Jaap van der Toorn, 23 juli 2009.

Lien: ‘Er is genoeg tegen de plannen gedemonstreerd. Maar er werd niet naar je geluister. Klaar! Karel: de Duindorpers werden in de media vaak negatief neergezet. De bogen van de hoven waar de jeugd zich vaak ophield werden de ‘spelonken van Duindorp ’genoemd.’ Lien: ‘Dat vond ik een verschrikking. Dan stond er weer in de krant Pluvierhof dit of dat. Hier gebeurde nooit wat het was altijd onder de boog bij de Meeuwenhof. Hier woonden allemaal ouderen. Karel: Bob Smits van de bewonersraad van Duindorp heeft zich duidelijk uitgelaten over de problemen onder de boog. Ze hebben dus gebruik gemaakt van de problemen onder de bogen? Lien: het is jammer dat alle Duindorpers daarvoor werden aangekeken. Er waren vaak jongens uit andere wijken van Scheveningen betrokken. Vroeger werd er veel meer op de jongeren gelet. Als je op het raam tikten waren ze al weg. Als je dat nu doet krijg je een steen door de ramen.’ Karel: ‘Lien, kwam jij uit een vissersgezin?’ Lien: ‘Mijn vader voer op de zeillogger. Hij was elf jaar toen hij naar zee ging. Mijn vader is in juni 1914 geboren en in september 1914 is de logger van zijn vader met de hele bemanning vergaan. Mijn vader was een paar weken toen hij al geen vader meer had. Mijn opa had slechts een keer zijn zoon gezien. Mijn moeder werkte in een wasserij. Ook veel andere familieleden voeren. Van mijn moeders kant hebben er veel op de visserij gevaren. Allebei mijn opoe’s hadden een “gosie” (vishandel) en oom Frank van der Zwan werkte bij rederij Jaczon.’ Karel: ‘Jan wat is jouw ervaring die je hebt opgedaan op Scheveningen als schilder?’ Jan: ‘Ik kwam hier in 1946 of ’47 om Duindorp op te knappen. De NSB’ers zaten toen nog opgesloten in een paar scholen in Duindorp. Via de Duivelandsestraat mochten we met een pasje Duindorp in. Ik toen nog een tuinhekje van een bed van een van de gevangen voor mijn moeder gemaakt. Later ben ik de bouw in gegaan. Er was genoeg te doen in de wederopbouw van Nederland. Het was in de winter en moesten warm water halen in het stokerijtje. We konden dan ’s morgens de spullen ontdooien. We hebben toen veel woningen opgeknapt. Het was de firma Van Wijn die is begonnen met het opknappen van gemeentewoningen.’ Karel: ‘Dus jij, als niet Scheveninger, hebt na de oorlog Duindorp helpen opknappen?’ Karel: ’Heb jij nog met de visserijsector te maken gehad?’ Jan: ‘Ik ben als ‘Prenter’ (passagier) op de visserij mee geweest. Ik heb op de kaakplank gezeten bij schipper Arie Keus op de SCH 159 de Martina. Er was een jongen die erg zeeziek was. Ik had nergens last van al stond het schip ondersteboven. Ik wel tijdens de reis overstappen op de ‘Poolster’ omdat de combinatie was afgelopen. Ik ben ook nog met de kottervisserij mee geweest om met de borden te gaan vissen. De haringvisserij met de vleet was natuurlijk heel wat anders. Ik heb ook nog de haringpakkerij van rederij Jaczon geschilderd. Als er werk was pakte ik ook tonnen haring in. Ik heb dus wel het een en ander meegemaakt in de visserijsector.’ Karel: ‘Jullie toekomst ligt straks in de nieuwbouw. Waar staat jullie nieuwe woningen? En hoe voelt het om na eenenveertig jaar weer uit een vertrouwde omgeving te moeten vertrekken?’ Jan: ‘Onze nieuwe woning staat in de Markensestraat. We weten nog niet het huisnummer, maar het is één van de vijf eengezinswoningen vlak bij de Griendsestraat. Ik had liever gezien dat ze me hier zouden uitdragen, ondanks dat ik misschien nog 15 of twintig jaar in de nieuwbouw zou kunnen wonen.’ Lien: ‘Ik moet erheen, maar met weemoed. Ik heb er een hard hoofd in of ik het kan wennen. Als het huis op de kijkdag tegenval dan kunnen ze hoog of laag springen maar dan neem ik het niet.’ Karel: ‘Ik ben net in jullie tuintje met een vijver met karpers en goudvissen geweest. Dat krijgen jullie niet meer terug in de nieuwbouw.’

Jan en Lien Teeken in hun knusse huiskamer in de Pluvierhof 32. Foto: Karel Kulk 2008 Jan en Lien Teeken in hun tuintje met vijver. Foto: Karel Kulk 21 juli 2009

Jan: ‘Gelukkig zitten vlak bij de duinen dus we kunnen nog lekker wandelen. We hebben altijd bramen geplukt maar dat zal door de leeftijd niet echt meer gaan. We maken ook een bankje aan de voorkant in de zon. We proberen er nog iets van te maken.’ Maandag 4 maart 2013 sprak ik Jan in de Keiserstraat over de nieuwe woning in de Markensestraat. Jan: we zijn heel tevreden, lekkere vloerverwarming. We zijn alleen van een huur van 300 euro naar ruim 700 euro gegaan.’ Karel: ‘hebben jullie recht op huursubsidie?’ Jan: nee, ik heb een pensioentje waardoor ik er net buiten val. Je moet eens langskomen Karel.’ Karel: ‘zal ik doen. Ik heb je nummer, doe Lien de groeten van mij.’ Het Pluvierhof bestaat niet meer. Het adres van de nieuwe woningen, die ook in de vorm van een hof zijn gebouwd, is nu ‘Hof van Scheveningen.’ Maar vier jaar na de sloop van de Pluvierhof staan Jan en Lien Teeken in de telefoongids van 2014-2015 nog steeds vermeld op het adres Pluvierhof 32. Op 22 maart 2016 belde ik Jan en Lien. Lien nam op en ik vroeg haar hoe het met haar ging. Lien: ‘Niet goed,’ zei ze. ‘En met Jan vroeg ik.’ ‘Niet goed’ zei ze wederom. Karel: ‘Hoe dat zo’ vroeg ik haar. Lien: ‘Jan is ernstig ziek en heeft niet lang meer. Karel: ‘Vind je het goed als ik even langskomt?’ Lien: ‘lijkt me, ook voorJan. Is je boek over Duindorp al klaar?’ Karel: ‘Ja, maar eerst komt er een ander boek van mij uit.’ Het interview dat ik in 2008 met jullie had print ik wel uit en neem het mee.’ Het weerzien met Jan en Lien in hun nieuwe woning in de Markensestraat was, ondanks dat Jan terminaal was niet bedrukt. We kletsen over de sloop van het Pluvierhof en over de visopera ‘de Vloek op Scheveningen’ die in het Zuiderstrandtheater zou worden opgevoerd. Toen ik hen vertelde dat het nieuwbouwproject ‘De Zuid’ de oude staatnamen zou krijgen van het Eiland Vloek reageerden ze beiden dat: ‘Daar moeten ze vanaf blijven.’ Jan onderbrak herhaaldelijk het gesprek om enthousiast passages uit interview voor te lezen. Het zou de laatste keer zijn dat ik Jan had gesproken. Een paar weken later overleed de vriendelijke ‘Eilander.’

Leen Roeleveld – hart voor Duindorp –

Leen Roeleveld heeft bijna 60 jaar vrijwilligerswerk op Scheveningen en Duindorp gedaan. Zo was hij betrokken bij een zondagschool op Duindorp en hij medeorganisator van jeugdkampen. Leen was voor de gereformeerde kerk ook ouderling en gaf hij catechisatie aan jongeren. Jarenlang was hij voorzitter van het Wijkberaad Duindorp en organiseerde hij de jaarlijkse Dodenherdenking op het Tesselsplein. Leen was ook met de jeugd van Duindorp bezig die hij voorhield om ook de allochtonen medebewoners van Duindorp te respecteren. In 1989 verhuisden mijn moeder met haar tweede man Cor Bron van de Zeearendstraat naar een aanleunwoning bij het verzorgingstehuis Het Uiterjoon in Scheveningen. In Duindorp waren de woningen in de Zeearendstraat zeer gewild. Mensen uit Duindorp vroegen aan moeder of ze bij het verhuurbedrijf een goed woordje voor ze wilde doen. Op een dag zouden de mensen komen kijken aan wie de woning was toegewezen. Het waren Leen Roeleveld en zijn vrouw die binnenkwamen. Leen en zijn vrouw woonden in het gedeelte van Zeezwaluwstraat dat ook na de oorlog was herbouwd. Jaren later verhuisden Leen en zijn vrouw ze naar de nieuwbouw in de Doggersbankstraat. Op 26 augustus 2008 belde ik met oud-voorzitter Leen Roeleveld van het Wijkberaad Duindorp. Ik vertelde hem dat ik bezig was om bewoners van Duindorp te interviewen en vroeg hem of hij bereidt was om zijn verhaal te houden. Leen, die al een tijdje ernstig ziek was, zei dat hij dat niet meer aankon. Hij verwees me naar oud-lid van de Bewonersraad Bob Smits. Ik vroeg Leen of Dik van Ekelenburg dan niet een betere keus was. ‘Die woont immers nog in Duindorp.’ Leen: ‘Ik zou dat niet doen. Aan deze man zit een luchtje.’ ‘Maar je hebt toch in de periode van de sanering veel contact met hem gehad. Had je toen al in de gaten wat voor man Van Ekelenburg was?’ Leen: ‘Ja, maar ik hield me meer bezig met het sociale gebeuren in de wijk. Het tegengaan van racisme.’ Ik vroeg Leen als hij nu terugkeek op die periode of hij zich door de politiek gebruikt voelde? Het antwoord van Leen was kort maar duidelijk. ‘Nee, Ik heb in die periode slechts op de winkel gepast.’ ‘Maar wat vind je van de misleidende vraag in het wensenonderzoek over “een aantal woningen” dat zou moeten worden gesloopt terwijl men al wist dat het om 1100 woningen ging,’ was mijn laatste vraag aan een man die veel voor Duindorp heeft betekend. ‘Dat had achteraf wel duidelijker gemoeten’ was zijn antwoord. Het was de laatste keer dat ik hem sprak. Leen Roeleveld overleed op 11 mei 2009. Jaap Spaans, die ook betrokken was bij de sanering van Duindorp, heeft Van Ekelenburg ook nooit kunnen plaatsen. Jaren later is hij meer over hem te weten gekomen. Jaap die voorstander was van de herstructurering van Duindorp zegt over de sloopplannen het volgende: ‘Tijdens een vergadering van de Projectgroep Duindorp werd er andere variant besproken waarvan de gevolgen nog ingrijpender zouden uitpakken voor de bewoners. Ik heb toen al protest de vergadering verlaten.’ Ik heb Jaap ook gevraagd of hij zijn verhaal over de sanering van Duindorp wilde vertellen. Hij was daartoe bereidt.

Tragische eind van Nel Zoutenbier

Nel Zoutenbier is na haar periode bij SOS Duindorp actief geworden als bestuurslid van het Wijkberaad Duindorp. In 2005 was ze - samen met Jaap Spaans, toenmalig voorzitter van het Wijkberaad Duindorp – betrokken bij de actie ‘Behoud de Norfolkline voor Scheveningen.’ Bij die actie waren ook Cees de Jager, Rinus Aandewiel en Karel Kulk betrokken. Nadat de woning in de Wieringsestraat van Nel Zoutenbier was gesloopt verhuisde ze met haar zoon naar een woning in de Markensestraat. Ik heb haar nog een keer gebeld of ze nog brieven van SOS Duindorp had. We hebben toen nog gesproken over de zaak Metterwoon die SOS Duindorp met veel geld wilde steunen. In 2009 kwam Nel, wegens het kweken van wietplanten bij haar thuis, in de problemen en moest ze van Vestia haar huis uit. Door nogal wat Duindorpers werd ze in die periode met de nek aangekeken. Op 15 oktober 2009 (om 21.00 uur) kreeg ik van Cees de Jager een telefoontje dat als volgt verliep: Cees: ‘Schrik niet, maar Nel Zoutenbier heeft zelfmoord gepleegd.’ Karel: ‘Jezus, ik schrik wel.’ ‘Ik weet het van Jaap Spaans en vond dat je het moest weten. Ze woonde ergens op kamers bij de Beeklaan. Ze had eerst bij een broer ingewoond.’ Karel: ‘Ze hebben haar na die wietaffaire in haar woning allemaal wel laten vallen in Duindorp.’ Stilte aan de andere kant van de lijn. Karel: ‘Ik heb je nog een mailtje over Nel gestuurd.’ Cees: ‘Ja. Karel: ‘Bedankt voor je telefoontje Cees.’

Nawoord

De boosheid en verslagenheid over de sanering van 1100 sociale woningen in Duindorp is nagenoeg verdwenen. De 750 nieuwe woningen, waarvan de helft vrije sector en koopwoningen, zijn van deze tijd. De stratennamen zijn veranderd. Wieringsestraat werd Wieringsepad, Pluvierhof en Meeuwenhof kregen beiden de naam ‘Hof van Scheveningen.’ Bijna honderd jaar lag Duindorp geheel verscholen achter de duinen. Nu steekt de nieuwbouw er niet echt storend bovenuit. Vanaf de ‘Hoge Nol’ heeft men nog steeds een prachtig uitzicht.

Duindorp voor de sloop met uitzicht op zee. Karel Kulk, 17 juli 2006 Duindorp na de nieuwbouw zonder uitzicht op zee. Foto’s vanaf de Hoge Nol genomen. Karel Kulk 17 september 2018

Naarmate ik meer inzicht kreeg hoe de sloopplannen tot stand waren gekomen werd het mij duidelijk hoe groot de kloof was tussen bewonersorganisaties en de bewoners in het saneringsgebied. De politiek heeft daar handig gebruik van gemaakt. Wethouder Noordanus heeft later toegegeven dat de communicatie met de bewoners beter had gekund ‘de aanpak van Duindorp heeft niet de schoonheidsprijs verdiend’ zei de wethouder. In 1990 schreef ik in opdracht van de SP het adviesrapport ‘Bouwen en Wonen in Scheveningen.’ Het rapport was een antwoord op het INTA-advies uit 1989. Ik schreef ook over eventuele nieuwbouw op de locaties van de Meeuwenhof en Pluvierhof. Het rapport werd op Scheveningen goed ontvangen. Het slopen van de hoven niet. Het was een duidelijk signaal dat me aan het denken heeft gezet over het cultureel erfgoed dat Duindorp/Scheveningen nog rest. In vergelijking met andere stadsdelen van Den Haag heeft Scheveningen/Duindorp altijd een aparte status gehad. Eeuwenlang lag het vissersdorp op kilometers afstand van ’s Gravehagen. De vissersgemeenschap sprak een eigen dialect en in hun genen zat de binding met de zee waarmee ze lief en leed hebben gedeeld. Het is voor andere moeilijk te begrijpen hoe deze kustbewoners zijn geworden zoals ze zijn. De gemeenschappelijke noemer, die Scheveningers met elkaar verbindt, is altijd de zee geweest. Of jonge generaties Duindopers/Scheveningers en nieuwe bewoners op Scheveningen die binding met de ruim 700 jaar oude visserijcultuur ook zo ervaren is te betwijfelen.

Een meisje uit Duindorp op het duin de Hoge Nol bij Duindorp. Foto: Karel Kulk, 15 juli 2011

De basisscholen op Scheveningen zouden een rol kunnen spelen om de geschiedenis van Scheveningen levend te houden. Politiek, architecten, projectontwikkelaars en (nieuwe) bewoners zouden zich meer bewust moeten zijn van de eigenheid van Scheveningen met zijn visserijcultuur. In de vele mooie brochures over de nieuwbouw in de haven, die de laatste jaren regelmatig verschijnen, wordt uitgebreid aandacht geschonken aan alle interessante mogelijkheden die het gebied te bieden heeft. Met geen woord, of foto, wordt verwezen naar de werkzaamheden in de haven van bijvoorbeeld de grote vrieshektrawlers die tijdens het lossen geluidsoverlast veroorzaken. In november 2014 werd aan burgemeester Van Aartsen, in de Oude Kerk, door een in Scheveningse dracht geklede vrouw, het eerste exemplaar van de ‘Nieuwe Geschiedenis van Scheveningen’ aangeboden. In haar speech had de dame het over de ‘wijk Scheveningen.’ Van Aartsen corrigeerde haar door te zeggen: ‘Scheveningen is geen wijk van Den Haag. Scheveningen heeft iets heel bijzonders en aparts en het is heel belangrijk dat het stadsbestuur van Den Haag dat beseft. Zonder Scheveningen geen Den Haag. In 2015 gaan we 100 jaar Duindorp vieren. Duindorp is een belangrijk deel van Scheveningen. U mag nooit meer zeggen dat Scheveningen een wijk van Den Haag is,’ voegde hij er heel trots aan toe. Mooie woorden van de burgemeester Van Aartsen maar ook hij heeft de bouw van appartementen in het havengebied en het verdwijnen van cultureel erfgoed niet tegen kunnen houden. Nieuwe bewoners in het havengebied klagen over geluidoverlast en de lucht van het roken van vis. Heeft de actie van de Duindorpers zin gehad? Zijn hun eisen ingewilligd? Was het machtspolitiek en/of achterkamertjespolitiek? Duidelijk is dat de Duindorpers zich op een fatsoenlijke manier strijdbaar zijn geweest voor behoud van hun woning. Als geboren en getogen Duindorper (1946-1971) herinner ik me de vrijheid die ik in mijn jeugd had. Ravotten in de duinen, avontuur in de bunkers en lange hete zomervakanties op

Foto links v.l.n.r.: Karel Kulk en zusje Corrie, Lenie Baak, Pietje Pronk, Kees Kuijper, Leen Baak en Floor en zusje Carla Blok in de tuin van de familie Kulk, Zeeaarendstraat 13. Foto rechts v.l.n.r.: Gerard Pronk, Carla Blok, Karel Kulk, Cockie Taal, broer Krijn Taal en Lenie Baak. 1959

het strand. Het gewaagde spelletje op ‘koppes’ (zuidenhavenhoofd) als het stormde om snel het ijzeren lichtbaken in te klimmen als er een enorme golf over het hoofd sloeg. Het turen naar mijn dobber als ik op paling aan het vissen was in het Verversingskanaal en niet te vergeten de haven waar ik en mijn vriendjes op een loopplank doorheen voeren. Een mooiere plek om op te groeien is er volgens mijn beleving niet. De zondagen vond ik echter doodsaai. Mijn vriendjes zaten in de kerk of verplicht thuis. Soms ging ik naar ome Arie – een broer van mijn vader – en tante Bet in de Urkse straat in Duindorp. Van mijn huis in de Zeearendstraat naar de Urksestraat slenterde ik door de uitgestorven straten van Duindorp. Ik rook dan de geur van vlees dat bij de Duindorpers op een petroleumstel gaar stond te sudderen. In het overwegend Christelijke Duindorp, met hier en daar een strijdbare communist voor de arbeiders, klonk het gezang van de kerkdienst in de Prinses Julianakerk, die via de radio werd uitgezonden. Nadat ik was geknuffeld door tante Bet en iets te drinken had gekregen ging ik met de leesportefeuille ergens in de kamer op de grond zitten. Eerst las ik de Donald Duck en vervolgens het spannende mannenblad de Lach die volstond met pikante foto’s van vrouwen. Terwijl mijn oom en tante hun borreltjes dronken zat ik met rooie oortjes in de Lach te bladeren. ‘Niets is voor de eeuwigheid’ zei ad interim-directeur Van Heuven van Vestia in 1998 over de sanering van Duindorp. Hij heeft gelijk gekregen. De monumentale hoven zijn gesloopt, maar mijn jeugdherinneringen niet, die koester ik als een dierbaar bezit.

* * *

Copyright: Karel Kulk, Scheveningen 2025 Tekst en foto’s: Karel Kulk e.a. Ontwerp omslag: Karel Kulk Drukwerk: - - - - - - - - ISBN/EAN: 978-90-815442-8-3


<< Vorige
...home Geplaatst op 26-09-2025 en 79 keer gelezen Like dit 13 Liked