HOOP AAN DE EINDER deel 2

NEUTRALITEIT, HARING EN ZEEMIJNEN Nederland was tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal. Toch vielen er in deze oorlog honderden slachtoffers onder zeelieden van de koopvaardij en vissers. Onder de Nederlandse vissers was het aantal slachtoffers groot. In het jaarboek ‘NETwerk 2000’ van het Visserijmuseum in Vlaardingen wordt in hoofdstuk ‘Oorlog, overheid en structurele veranderingen in de Nederlandse zeevisserij 1914-1918’ uitgebreid aandacht besteed aan deze, voor de vissers, gevaarlijke periode en de groeiende export van haring naar onder andere Duitsland. Om die reden werden de vissersschepen door de Engelse goed in de gaten gehouden en soms wekenlang in een Britse haven vastgehouden. Ze eiste dat de export van haring naar Duitsland zou worden stopgezet. De Nederlandse regering zag het vanuit Den Haag allemaal gebeuren maar ondernam geen actie. De meeste reders waren goed verzekerd als vissersschepen door oorlogsgeweld, mijnen of torpedo’s, vergingen. De gezinnen van de omgekomen vissers moesten echter rondkomen van één gulden in de week en vijftig cent per kind. Ook op Scheveningen werden veel vissersgezinnen daardoor in armoede gedompeld. Het aantal slachtoffers onder de Nederlandse vissers was in 1917 enorm toegenomen. In 1918 werd het nog erger en vergingen er 65 vissersschepen met in totaal 382 mannen waaronder jonge vissersjongens van dertien jaar. Meer dan vijf procent van alle actieve zeevissers voer in 1918 niet thuis! Een ongelofelijk prijs voor het uitoefenen van het mooie beroep op zee in een neutraal land. Het jaarboek vermeldt daarover het volgende: ‘Deze prijs werd betaald zonder al te veel protest. Veel vissers hadden het gevoel geen keus te hebben. Het plichtsbesef dat werd ingegeven door het geloof en angst voor armoede speelde een grote rol dat de vissers, ondanks oorlogsgeweld, hun beroep bleven uitoefenen. De reders, die in 1914, 1915 en 1916 enorme winsten hadden gemaakt en in nieuwe dure schepen hadden geïnvesteerd, kwamen aan het eind van de oorlog in grote financiële problemen. Daardoor werden vissers massaal ontslagen.' Gelet op de bekendheid van de reders over het oorlogsgeweld op zee, is de vraag gerechtvaardigd of zij het verlies van de honderden vissers die tussen 1914-1919 op zee het leven lieten hadden kunnen voorkomen. Neutraliteit betekend immers niet dat je de ogen moet sluiten voor de feiten. En die feiten waren dat de grote gebieden in de Noordzee, waar werd gevist, door mijnenvelden zeer onveilig waren. Minister Posthuma van Landbouw, Handel en Nijverheid heeft zich in geen enkel opzicht in die periode met de visserij bemoeid. Alleen toen in Nederland voedsel schaars werd kreeg de visserijsector volop aandacht van het conservatief-liberaal kabinet Cort van der Linden. Koningin Wilhelmina betrok in 1917 de duinvilla ‘Den Ruygenhoek’ dat in de Oostduinen bij de Watertoren was gebouwd. Ze hield intens van het leven aan zee. Voor de Scheveningse vissers had ze veel waardering. Tijdens haar lange wandelingen door de duinen en over het strand maakte ze vaak een praatje met de vissers. Dat deed zo ook met de Scheveningse nettenboetsters op het ‘boetveld’, dat vlakbij de duinvilla lag. Regelmatig woonde Wilhelmina kerkdiensten bij in een van de vele kerken op Scheveningen. Ze heeft het verdriet van de gezinnen, die in 1914-1918 hun dierbare op zee hadden verloren, dus van dichtbij meegemaakt. Ruim 300 Scheveningse vissers kwamen tijdens de Eerste Wereldoorlog op zee om het leven. Mijn moeder Klazina Kulk-Kleijn was zes jaar toen ze in 1918 haar vader Karel en broer Arie op zee verloor. Door een Engelse zeemijn of een Duitse torpedo verging de SCH 69, ‘Clara’ met man en muis. Haar moeder Immetje Kleijn-Knoester was toen hoogzwanger. De pasgeboren zoon werd naar haar man en zoon Karel Arie genoemd. Drie maanden later overleed de baby. De SCH 69, Clara op weg naar gevaarlijke visgronden. Scheveningen © 2015 E-mail: karel_kulk@outlook.com Reacties: Karel Kulk
<< Vorige
...home Geplaatst op 21-12-2014 en 1466 keer gelezen Like dit 881 Liked