’Tachtigers van Scheveningen’ deel 9

8. Een oude dorpskapper

‘Patroon, moet het zó met je zoon beginnen?’ Aldus beklaagden zich, lachend, de klanten wanneer de dertienjarige Louis, zogenaamd per ongeluk, de neuzen met scheerzeep volstopte van diegenen, die door hem werden ingezeept om vervolgens door zijn vader te worden geschoren. Het kapperswinkeltje is er niet meer; ook niet meer het straatje waar, achter de raampjes met de halve gordijntjes aan glimmende roedjes twee ronde koperen bekkens aangaven dat aldaar was gevestigd de nering van de kapperspatroon Jacobus Cornelis van Tongeren, sinds 1885.

De ondeugende Louis, nu 88 jaar, zit tegenover mij en laat mij nu, in maart 1981 en terugkijkend naar zijn jeugd, over zijn schouder meekijken door de oude en nu verdwenen Pinkstraat. Het was een smal straatje, destijds lopend van de Vijzelstraat naar de Loggerstraat. Maar, na de grote kaalslag rond de Vijzelstraat, alhoewel zijn naam is behouden, is het van plaats veranderd en is het nu gesitueerd op enkele honderden meters van zijn oude ligging.
Bewaarschooltje en ezels
Louis’ouders waren Jacobus Cornelis van Tongeren en Johanna Cornelia Geertruida van Onselen. Zij woonden vanaf hun huwelijk in de Pinkstraat waar, sinds zijn achttiende jaar, vader Jacobus zijn vak uitoefende en waar – in de loop der jaren van zijn huwelijk – negen kinderen ter wereld kwamen, waaronder op 24 februari 1893 Louis. Van zijn prilste kinderjaren weet hij uiteraard niet veel meer maar wél, dat hij in de Loggerstraat naar het ‘bewaarschooltje’ ging – een schoolvorm, enigszins overeenkomend met het tegenwoordige peuterklasje – zij het dat de behuizing destijds iets minder gerieflijk was, luister maar.’Ik ging in de Loggerstraat op een bewaarschooltje, dat was een gewoon huisje met een voorkamertje met een bedstee erin en ze hadden banken in de rondte gezet. Achter in hetzelfde huisje woonde Raats met de ezeltjes, een man die ’s zomers met zijn ezeltjes naar het strand ging om de badgasten te laten rijden. Als de ezels naar het strand gingen dan liepen ze altijd door het gangetje van het huis naar buiten.’ Nog jong zijnde, speelde Louis met zijn vriendjes op het ‘paardenland’, een weiland, gelegen aan het Kanaal ongeveer ter hoogte van het traject waar nu de Nieuwe Duinweg loopt. Op dit land graasden de paarden van de voerlui die voor de rederijen velerlei werkzaamheden verrichtten want, en dit voor het goede begrip, auto’s waren in die jaren als transportmiddel nog onbekend. De voerlui verzorgden onder meer het in zee trekken van de bomschuiten vanaf het strand, het vervoeren van de op het strand aangebrachte haring en vis, het transport van kapotte - en gerepareerde netten van en naar de bomschuiten, alsmede de toevoer van het proviand en het zout aan de schuiten. In het Kanaal, destijds lopend tot nabij het verloop van de Badhuiskade dat aansloot op de Gevers Deynootweg, lagen ook grote hoeveelheden boomstammen, als vlotten bijeengebonden en niets was voor de jongens zaliger dan op deze vlotten hun jongensavonturen uit te leven. De natte kousen en - klompen nam je voor lief als je maar zorgde, dat je vóór het thuiskomen de boel droog had want anders zwaaide er wat!
Binnenvaartschepen
Het bedoelde hout betrof eiken, bestemd voor de bouw van bomschuiten op de Scheveningse werven. Voorlopig, tot het hout trekvrij was, dreef het opgeslagen in het water van een zijtak van het Kanaal, het ‘Balkengat’ genaamd. En, denk daar niet te min over want het was een levendige zaak daar in dat Kanaal en op de daaraan grenzende, laaggelegen, loskades van de Haringkade. De binnenvaart floreerde, de binnenvaartvloot voer af en aan. Op de kades stonden vele tonnen met haring, tevens lagen er netten en zeilen. De nettenwagens met hun ladingen denderden over de kinderhoofdjes waarmee de kades waren bestraat. En hoe verleidelijk was het niet om stiekem achterop zo’n wagen te klimmen. Je zat er verscholen, achter een grote stapel netten. Je werd niet gezien door de voerman die, gezeten op zijn smalle bankje, meestal met één geklompte voet steunde op de zware bil van één van die stoere paarden, dit om in balans te blijven. Want reken maar dat er stuurkunst nodig was voor die hotse-botsende nettenwagens met hun houten wielen met daar omheen het dikke ijzeren beslag. De binnenvaartschepen losten aan de Haringkade de haring die, bij gebrek aan een haven voor Scheveningen, destijds door zeilloggers in Vlaardingen, Maassluis en Schiedam werd aangevoerd en door binnenvaartschepen werd doorgevoerd naar Scheveningen. Verder zag men er schepen met kolen voor de kachels, met hout voor de kuiperijen, met stenen voor de bouwerijen en niet te vergeten met stro als vulling voor de strozakken van die honderden vissers die tijdens hun verblijf op zee op die strozakken sliepen. Ja, het bruiste van leven rond de Haringkade en ook in de achterliggende straatjes zoals de Loggerstraat, de Stuurmanstraat, de Vijzelstraat, de Lijnstraat en de Pinkstraat was de invloed hiervan merkbaar. Men vond dan ook in dit buurtje, naast de smalle hofjes en slopjes met de vissershuisjes ook rederij-erven, winkeltjes en werkplaatsjes van handwerklieden als smeden en timmerlieden.. Op de hoek van de Vijzelstraat en de Haringkade was, rond 1893, het erf van de rederij H.A. v.d. Rovaart en Zonen.
’Geeft niks, die bult’
De Haringkade was verder bebouwd met kleine huisjes, wat hofjes, en óók wat grotere herenhuizen waarvan er een aantal nog bewaard is gebleven. Er was voorts op de Haringkade een nettenfabriek. Die was eigendom van Warneke en het ging om een pand dat was gebouwd in een opvallende, welhaast sierlijke stijl en het was zelfs getooid met een slank torentje. En het was in dát wereldje waarin de kinderen uit de jeugdjaren van Louis leefden en oh, wat bood het in die tijd een veelheid van variaties en belevenissen rond die erven, die kades en rond die stapels tonnen. En rond het Kanaal zélf met al die binnenvaartschepen en met al datgene wat daar werd aangevoerd! Maar, voor Louis gold wat voor alle Scheveningse kinderen gold namelijk, dat er na het doorlopen van de lagere school gewerkt moest worden. Dus toen Louis de lagere school aan de Vijzelstraat verliet lag daar de vraag: ‘Wat nu?’ Louis geeft antwoord op die vraag::’Ik ging met m’n dertiende jaar van school af en toen ik in de winkel kwam stond daar m’n vader met de bediende, want m’n vader had een drukke zaak dus we hadden een bediende, die heette Oosterling en die woonde in de Assendelftstraat en hij had een beetje een bult…’ Hij zwijgt even maar voegt er dan vervolgens op vergoelijkende toon aan toe:’……geeft niks!’ En gelijk heeft Louis want, laten we wel wezen: die bult had niets met het knippen en scheren van Oosterling te maken, maar dit even terzijde. Want Oosterling zag de zaak scherp en hij legde vader Jacobus het antwoord in de mond.: ‘Nou, we kunnen hem best gebruiken, hij kan de jongens knippen.’ En zo bepaalde Oosterling, de bediende, de toekomst van Louis, de latere baas; hij werd kapper en we komen er zo meteen nog uitvoerig op terug. Samen wonen ze nu op een eerste etage van een blok woningen in het Harstenhoekkwartier, Louis en zijn zuster Dien die jonger is, wat heet jonger want ze is ook al 81 jaar.
Droef gestemd
Ze rooien het samen wel! Weliswaar gaat Dien tastend door het huis want haar ogen zijn slecht maar toch, ze kookt het eten, bereddert de huishouding en Louis, hij doet de boodschappen en zwaait op straat naar een ieder die hij kent. Want Louis is een vriendelijk en beminnelijk mens die graag een praatje maakt en altijd opgewekt is. Helaas kan hij zijn wekelijkse gang naar de Oude Kerk op zondagmorgen niet meer maken en dat spijt hem zeer. Hij wordt wat droef gestemd als hij daarover praat want een operatie en een daaropvolgend ongemak stelt hem niet meer in staat langdurig van huis te zijn iets, wat hem zeer verdriet. Wel durft hij af en toe een wandelingetje aan naar het Kurhaus waar hij dan binnenstapt en wat rondkijkt en waar, naar hij zegt, iedereen hem kent. Tot zijn 76ste jaar stond hij in zijn kapsalon, toen kwam de sanering van de buurt en was het voorbij voor de ijverig knippende en scherende Louis van Tongeren. De zaak die sinds sinds 1885 bestond was geschiedenis geworden. Nog toont hij me in zijn voorkamertje de oude kapperstafel met daarop de scharen, de tondeuses, de verchroomde potten en de ronde bussen en zelfs is er nog de oude scheerstoel, massief en degelijk, behalve de zitting waar misschien ooit een zware klant doorheen zakte en die met triplex is gerepareerd. En kijk, Louis is zijn vak nog niet vergeten want, nog wekelijks ontvangt hij een vijftal oude klanten, leeftijdgenoten die plaats nemen op de stoel, de tijd terugdraaiend naar het punt waarop Louis ooit beroepshalve de schaar hanteerde die hij nu als een vriendendienst door de grijze haren laat gaan, onderwijl met elkaar beschouwend en afwegend het toen en het nu. Dien schenkt koffie en ik moet er een stuk taart bij nemen en dan nóg een kopje koffie. Maar dan moet ik snel weer gaan luisteren want Louis heeft nog zó heel veel te vertellen! Kinderen zou hij dus gaan knippen, jongens met name. De jongenskapsels bestonden uit de keuzes kort of heel kort, wat neerkwam op kaal of zeer kaal. Goed kort Het was dan ook niet een al te groot probleem voor vader van Tongeren om de jongens door zoonlief te laten knippen want zeg nou zelf, als je alles wat hoofdhaar is weg mocht knippen dan waren de risico’s weinige terwijl daarentegen de dank van de moeders van die tijd groot was omdat het uitstellen van een gang naar de kapper, al was het maar voor een week, in de kosten voor die week toch weer mooi scheelde. Het was dan ook zó dat destijds iedere jongen steevast naar de kapper de boodschap meekreeg:’…..en zeg maar tegen de kapper, goed kort, zal je het niet vergeten?‘ Bereikte Louis evenwel van de zijde van een jeugdige klant het verzoek dat deze een kuifje wilde dan lag de zaak anders en dan moest de behandeling worden overgedragen aan vader of aan de bediende Oosterling die het kuifje dan als variatie vakkundig aanbracht. Schoolfoto’s van vroeger geven een vrij goede indruk van des kappers visie op jongenskapsels zo rond de toenmalige eeuwwisseling! En, hoe waren de tarieven? En ook dát vertelt Louis. Het knippen van een jongenshoofd kostte vijf cent en mocht men een kuifje wensen dan kostte dat één cent meer, zes centen derhalve. Het scheren kostte ook vijf cent en voor het knippen van een volwassene werd een dubbeltje in rekening gebracht. En hoe zag het kapperswinkeltje er uit? Nou, laten we daarvoor maar in gedachte meelopen met Louis. We gaan de Pinkstraat in en kijk, daar op nummer 37 hangt, aan een ijzeren staaf, een uithangbord. Er staat op: ‘Haarsnijden en Scheeren’. En, achter de raampjes met de halve gordijntjes aan glimmende roedjes hangen twee ronde koperen bekkens. Links van de twee raampjes is de deur waardoor we een portaaltje binnenstappen. In het portaaltje is rechts de deur waardoor we het winkeltje kunnen binnengaan. Het is van oorsprong een woonkamertje. De houten vloer wordt netjes schoongehouden: tweemaal in de week een sopje, aldus Louis. Verder staat in de ‘kapsalon’ een grote ronde kachel die ’s winters gezellig brandt en waarop – in een grote ketel – Louis’ vader het water voor zijn scheerklanten warm houdt. Aan het plafond hangt een olielamp die ‘s avonds door Oosterling met petroleum wordt gevuld en aangestoken.
Haargroeimiddel
Aan de wand staat de tafel met daarop een staande spiegel; verder liggen op de tafel de scharen, de tondeuses en de kammen. Een andere tafel is bestemd voor de scheerklanten en daarop staan een paar bekkens, bedoeld voor het warme water waarmee het scheersopje wordt aangemaakt. Ook hangt er de leren riem waaraan de kapper regelmatig zijn lange scheermes aanscherpt. Verder nog de stoelen langs de kant met mannen en kinderen, geduldig wachtend, de mannen pijpjes rokend en pruimend. De vissers praten over de visserij, de kuipers over de kuiperij, de mannen van de nettenfabriek praten mee of luisteren; de knechts van de binnenvaartschepen vertellen dikke verhalen over alle grote havens waar ze komen. En de kinderen, zij luisteren mee en wensen in stilte, even groot te zijn als die mannen met die harde, grote handen en die zware bromstemmen die het winkeltje vullen tot je er doezelig van wordt. De werkdag van vader Van Tongeren ving aan om zeven uur ’s morgens en eindigde omtrent acht uur ’s avonds met uitzondering van de zaterdag waarop de kapper doorwerkte tot elf uur ’s avonds. Daarna bezocht hij nog enige thuisklanten – die voor de komende zondag met kerkgang – thuis wensten te worden geschoren, uiteraard tegen extra betaling. De kapper was dan ook, evenals andere kleine neringdoenden ’s zaterdagsavonds tot aan het middennachtelijk uur actief. Ook werden door Van Tongeren rookartikelen verkocht. Op een tafel in het winkeltje stonden zakjes pruimtabak: kostten zes cent. De zakken pijptabak – zo groot, wijst Louis – kostten elf cent. Men verkocht óók de witte stenen pijpen en de dozen met sigaren. Zeven sigaren kostten een dubbeltje en werden geleverd in een papieren zakje waarop een rebus of een rijmpje stond. Die zakjes werden geplakt door de kinderen van het gezin. Dien kan zich dat nog goed herinneren. Ook maakte vader Van Tongeren zelf een haargroeimiddel. Aan een hoeveelheid brandewijn werd klitwortel toegevoegd, het werd met wat water aangemengd waarna het voor een dag of veertien in een donkere kast werd geplaatst. Of er in het donker ook inderdaad magische krachten ontstonden die opnieuw de haren te berge deden rijzen is niet verteld maar de kalende klanten gingen in elk geval, een illusie rijker, de deur uit.
Schoon geschoren
Sommige zeelui hadden nog ringbaardjes en koetsiers hadden weer speciale wensen met betrekking tot hun bakkebaarden, kennelijk de status van de koetsiers die de koetsjes van de dokters of de notabelen bestuurden. Ook het scheren, was, zoals reeds gezegd, een kappersaangelegenheid en nadat de klant in de scheerstoel had plaatsgenomen, het hoofd achterovergeleund op een hoofdsteun, vulde de kapper een ronde, diepe schaal, het scheerbekken genaamd, met warm water, legde een tablet scheerzeep erin en maakte er een schuimend sopje van. Nadat hij met het vochtige stuk scheerzeep nog even de kaken van de klant had gewreven bracht hij vervolgens met de blote hand, dus niet met een kwast, de schuimlaag aan op het gezicht en masseerde dit tot een flinke witte laag zeep. Wanneer dan het scheermes nog even langs die lange, brede riem, de scheerriem, was getrokken om het nog wat aan te scherpen werd het mes met schrapende bewegingen langs de wangen gehaald. Met een om de hals geslagen handdoek werd daarna het gezicht schoongewreven en met gloeiende, maar frisse kaken verliet de behandelde de scheerstoel, schoon geschoren de zondag tegemoet. Deftige klanten werden nog, met een klein vochtig sponsje ‘na geschoren’, welke deftige behandeling uiteraard extra werd betaald, evenals een behandeling met talkpoeder, die met een donsje werd aangebracht tegen de schraalte.
Rust mijn ziel …
Zo verstreken de jaren. Oosterling ging weg, vader Van Tongeren trok zich terug en Louis bleef alleen over in het zaakje. Hij moderniseerde zo het één en ander en bleef toch het gezellige buurtkappertje tot in l969 de sanering een eind maakte aan zijn arbeidzaam bestaan. En dat betekent tevens het slot van dit verhaal. Of het zo goed was, vroeg Louis, en was datgene wat hij had verteld wel een leuk verhaal en had ik het wel interessant gevonden? Ja zeker Louis, ik vond het erg goed, ik vond het een leuk verhaal. En ik weet zeker dat de lezers en de lezeressen het verhaal van die oude dorpskapper evenzo interessant vinden omdat het zo’n levensecht verhaal was. Het is gewoon maar tóch bijzonder, omdat het al zo oud is en zo ver weg. Hij zag komen, hij zag gaan, opbouwen en weer afbreken, rijk worden en verarmen, geboren worden en sterven maar hij zag in zijn leven één ding overeind blijven. Of hij nog even een christelijk versje mocht opgeven vroeg hij, en of ik daarmee zijn verhaal wilde afsluiten. Zou men zo’n vriendelijke pure Tachtiger zoiets eenvoudigs durven weigeren, nee toch! Luister en lees mee met wat hij opzegde en het klinkt bijna als een Credo:

‘Rust mijn ziel, Uw God is Koning, heel de wereld zijn gebied. Ziet hoe alles hier verandert, maar Hij zelf verandert niet.’

© Piet Spaans historisch publicist en auteur Scheveningen 1980-Den Haag 2015/16


<< Vorige Volgende >>
...home Geplaatst op 26-11-2015 en 1977 keer gelezen Like dit 1031 Liked