O V E R P E I N Z I N G E N door I M M E T J E deel 2

Collectie Fam. Moen-Knoester

Weer terug op Scheveningen.

In mijn boek Rats, Kuch en Bonen ben ik terug gegaan naar mijn prille kinderjaren, de crisisjaren, mobilisatietijd en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Vanzelfsprekend met alle gevolgen van dien, Vooral de tijd van de Lagere School (zoals wij toen zeiden) was zeer enerverend, want al vanaf de eerste klas moesten wij steeds verhuizen en dat bleef doorgaan tot op latere leeftijd, gaande naar deV.G.L.O. De vele belevenissen zijn verwerkt in de praatjes in dit boek, zo ook dat ik door de evacuatie uiteindelijk in Den Haag kwam te wonen, in de Chasséstraat. Dat was wennen, een enorme verandering na dat knusse Scheveningse straatje naar- voor mijn ge-voel - een wat stijve ambtenarenstraat. Maar ach, het leven neemt immnrs toch zijn gang en daarom schep ik er genoegen in om in dit boek te vertellen over een volwassen periode en neem ik u mee naar de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw. Vergeleken met nu een rustig tijdperk, maar dan bedoel ik hier onder andere het verkeer, want veel gezinnen beschikten nog niet over een auto, maar een fiets of een brommer. Inmiddels was ik met mijn gezin op Scheveningen beland in een mooi huis, gebouwd op een duin. Dat hield in dat wij aan de voorkant in de lus van lijn 11 in de Zeeruststraat woonden, dus dicht bij de boulevard. Het huis had echter ook een souterrain met achteruitgang via de poort maar de Keizerstraat. Ideaal, wanneer de zoons met hun vrienden naar het strand waren geweest , waardoor zij niet door de hal en gang hoefden, neen, heerlijk achterom de badkamer in om zich te douchen. De huizen zijn in de ronding van de lus voor de oorlog gebouwd en tot op heden is het bijna nog net zo als op de foto. Alleen op de hoek richting de boulevard is hotel Esplanada verdwenen en daar is een groot flatge-bouw verrezen (Bella Mare). De toren van de Oude Kerk in de Keizerstraat steekt parmantig boven de daken uit, precies boven ons huis. Een keukenklok had ik niet nodig, want vanuit de keuken keek ik prachtig op de klok van de kerk-toren, die zo duidelijk de minuten aangaf dat ik met gemak, zonder kookwekkertje, de eieren zacht of hard kon koken. Op de foto, genomen na een licht sneeuwbuitje, is te zien dat er in die tijd nog helemaal geen parkeerproblemen waren; nog practisch autovrij. Het was er prettig wonen met ’s avonds nog de slagen van de vuurtoren in de huiskamer, zo’n vertrouwd beeld voor ons Scheveningers en die heerlijke zilte geur en het zachte ruisen van de zee, die altijd anders was om te zien, met zijn scheepjes aan de horizon en dichtbij de garnalenvissers. Romantisch wanneer je aan een blauw-zwarte hemel de sterren zag fonkelen, of de hemel parelmoer gekleurd, na een zonsondergang. Dikwijls konden wij genieten van achter het raam of voor de buitendeur een praatje maken met de buren, waar toen nog volop tijd en ruimte voor was. Besneeuwde tonnen aan de haven. Collectie Muzee Scheveningen

De zee bevroren.

Wij waren gewend aan de geluiden van de zee en zodra we de buitendeur opende hoorde je haar niet alleen, maar zag je ook de kabbelende golfjes of bij stormweer de schuimkoppen. Maar op 23 januari 1963 was de zee stil. Wat was er aan de hand? Dit hadden wij nog niet meegemaakt. De zee was bevroren en je kon er op lopen; het was ons vreemd te moede. Heel naar….een zee, die zwijgt, geen getij, geen zwerm meeuwen, die achter de vissersscheepjes gingen, niets van dat al. Wel trok het veel dagjesmensen, die getuige wilden zijn van dit natuurfenomeen. Nog niet ieder liep met een fototoestel, zoals nu jan en alleman met een camera op zak loopt, maar er werden foto’s gemaakt, zoals door ons zelf. Wat heel byzonder was? De enorme ijswallen, soms wel twee meter hoog. Wat een gewaarwording en dat op Scheveningen. Achteraf blijkt de winter van 1963 de koudste van de vorige eeuw te zijn geweest en tevens de meest indrukwekkende wat het natuurgebeuren betreft. Een voordeel met het klimmen der jaren is dat je kunt verhalen over echte ouderwetse winters. Ook mooie lange zomers bestonden er vroeger veel meer. Het kan zijn dat ik het verleden idealiseer, maar het bewijs van de bevroren zee zijn bijgaande zelf met een Kodak-boxje gemaakte foto’s.
Collectie Fam.Moen-Knoester

Kompas ..in witte wereld.

Een eindeloze witte wereld doemt voor ons op. Dichterbij gekomen wordt het steeds witter. Zwijgend staan de bomen, donker afgetekend, tegen een loodgrijze lucht. We houden onze adem ….en onze voetstappen in. De zwijgende stilte maant ons er toe. We kijken naar een levend schilderij, de kleuren zijn in volkomen harmonie, niets verstoort. De voorgrond spreekt duidelijk en de achtergrond ligt in dromen verzonken. Een zacht zilveren waas bedekt de boerenhoevens aan de horizon. Hier en daar is een wolk ontstaan, overwegend in de kleuren wit en parelgrijs. Achter twee wolken is heel speels een stukje zichtbaar van het hemelblauw. Uiterst nauwkeurig zijn de dunne twijgjes in bruin en zwart afgetekend; zij dragen op bijzondere wijze bij, het geheel te volmaken. De, wat dikkere, takken zijn in staat wat sneeuw te dragen, het flatteert ze geweldig. De zij-armen zijn beladen met een dikke sneeuwlaag, glinsterend als zuiver kristal. Hier en daar hangen de pegels als iets kostbaars. De zware stammen staan fier en kaarsrecht, alsof ze zich bewust zijn, deze wonderlijke schoonheid te dragen. Het sneeuwkleed ligt ongerept,; geen mens heeft hier een schrede gezet. Het is of de wereld nog moet ontwaken, alles ademt een serene rust. ……………… Daar verschijnt opeens een vogel in het zwerk, direct gevolgd door zijn partner. Zij dalen en stijgen daarna al hoger en hoger. Waarheen gaat jullie vlucht…? Naar beter oorden? Wie wijst jullie de weg? Waarom volgt het vogelvrouwtje gehoorzaam haar man? Weet ze, dat het op zijn kompas veilig vliegen is? Vraagt ze zich nooit af, waarheen de koers nu eens zal zijn? Heeft ze zo’n blindelings vertrouwen, dat ze met hem dalen en stijgen durft? Zonder angst, zonder achterdocht?Daar gaan ze, de vrijheid tegemoet, met gelijke vleugelslag, de man voor, zij er net iets achter. Niet als een arm zielig vogeltje, integendeel.. Haar beschermer voorop, verwarmt en beveiligt haar, door zijn net iets sterkere vleugels. Geen hoogte is hen te hoog, geen diepte te diep. Zij vliegen eenparig op hun bestemming af, symbool van de vrijheid Zalige stilte op deze mooie dag van het bijna voorbije jaar. Wat een schoonheid heb je geschonken en wat een voorbeelden van trouw liggen er in de natuur voor handen, maar zij blijven eeuwig verborgen als de mens nooit de stilte zoekt. Hoe ben ik er toe gekomen, de stilte te zoeken? Wat bracht mij op dit pad? Was ik wel naar de stilte op zoek? Had ik daar nu wel zo’n behoefte aan? Heb ik weleens om de stilte gevraagd? Ik hield toch niet van de stilte. Ik was toch een mens, die altijd de stilte ontliep? Wist ik wel, wat stilte was? Ja, een beetje wel……ik doorbrak hem graag! Stilte maakte me onbehaaglijk. Maar dit is een andere stilte, geen benauwende, maar een bevrijdende stilte. Dit is me niet stil genoeg. . . . . . . . . . . . . Er rolt een traan over mijn wang. Een zachte hand veegt hem weg. “Kom, we gaan naar huis, je hebt het koud”, hoor ik in de verte. Nog een traan is me ontglipt. Nu klinkt het van heel dichtbij. “We gaan”. Hij gaat voor mij uit, het smalle bospad af. Zo nu en dan een uitstekende tak tegenhoudend, zodat ik mij niet kan bezeren. Spelenderwijs loop ik achter hem aan. Mijn voeten zet ik iedere keer zo neer, dat ze in zijn voetstappen passen. Grappig, die sneeuwafdrukken van mijn andere helft. Je ziet precies hoe hij loopt, makkelijk voor mij. “Wat is dit weggetje nog lang”, roep ik. “Ja, maar wij snijden zo een heel stuk af”, antwoord hij. Ik begrijp er niets van, ik weet hier heg noch steg. Mijn oriëntatievermogen laat mij in de steek. Vanwaar zijn we nu precies gekomen? Welke richting moeten we nu gaan? Ik weet het maar al te vaak niet, maar kom, laat ik me geen zorgen maken. We komen altijd thuis. Ik vaar op zijn kompas.
Collectie Fam.Moen-Knoester

Belangrijke jaren zestig.

De Zeeruststraat was jn die jaren een oase van rust, behalve op hoogtijdagen, zoals Pasen en Pinksteren. Ook de maand Augustus, bij uitstek de maand van de Grote Vakantie. Dan kwam heel Den Haag en omstreken naar het Scheveningse strand, veelal gebruik makend van de tram, lijn 11. (zie praatje). Vanwege het ruime huis heb ik mij door de buren laten verleiden om in die drukke zomermaanden aan badgasten een kamer te verhuren. Beneden in de tuin heeft mijn man (op Scheveningen 'die van mij' en in het dialekt ‘die van mên; ) samen met mijn vader een keukem aangebouwd, zodat de gasten zelf voor hun natje en droogje on-den zorgen, vrij in hun doen en laten en minder werk voor mij. . Met het verdiende geld kon ik het kolenhok vullen, want de antreciet en eierkolen kon je 's-zoners tegen gereduceerde prijzen aanschaffen .

Voetbalperiode.

Dat het overwegend rustig was in de Zeeruststraat gold niet voor het huis van de familie Moen-Knoester.Soms had ons huis iets weg van een duiventil of clubhuis en dat was niet zonder reden. . Mijn man was een telg uit een voetbalgezin, waarvan de grootvader één van de oprichters was van de voetbalverenihging SVV Scheveningen en zijn vader ruim veertig jaar sectetaris en ...de appel viel niet ver van de stam.. Het was niet het makkelijkste tijdperk , want het 'betaalde voetbal'had zijn intrede gedaan, met alle kinderziektes en moeilijkheden. De Scheveningse amateurvereniging werd Schevceningen-Holland-Sport (S.H.S.) en daar werd die van mij penningmeester van. Ik zal u besparen wat dit voor drukte in ons huis heeft gegeven aan bezoekers, vergaderingen, be-sprekingen, telefoontjes, enzovoort. Na enige tijd bleek de voorkeur toch uit te gaan naar afsplitsing van het betaalde voet bal en weer als SVV Scheveningen terug te keren naar het amateurvoetbal. Er moest veel gewikt en gewogen worden omdat men op Scheveningen niet kon beschikken over sportvelden, maar nog was verbonden met het veel te dure sportcomplex Duinhorst in Wassenaar-Clubavonden werden georganiseerd in het C.J.M.V-gebouw in de Keizerstraat ( nu YMCA) , met klaverjas-wedstrijhden en voor het eerst Bingo-avonden, een enorm succes voor die tijd; het leken wel feestavonden. Terugblikkend waren het toch heel inspirerende jaren en juist omdat er nog niet zo'n sprake was van welvaaerd en rijkdom, was dat misschien wel de reden dat er zoveel medewerking was van vrijwil-ligers. Van bestuurszijde werd via gemeentelijle instanties getracht oplossingen te vinden, maar ook de le-den trachten op alle mogelijke manieren de clubkas te versterken. Allemaal naar één doel...'Scheveningen voetbalvelden op Scheveningen'. Om die droom te verweze-lijken , liefst een eigen home op Houtrust, was veel geld nodig, zeer zeker ook voor een clubge-bouw.Er werd van alles verzonnen. Die van mij was niet alleen penningmeester, maar bleek ook een goed stuurman en wist de leden actief te krijgen door te zorgen voor een actiecommissie, Totocommissie, later een bouwcommissie, waar hij dan wel voorzitter van werd, maar goed. Loterijen in de cantinne, in de rust of na afloop van de voetbalwedstrijden, waarvoor de prijzen vaak door leden werden aangebracht. Doordat er steeds meer vrouwen bij de wedstrijden aanwezig waren kon het niet uitblijven dat ook wij aan allerlei acties deelnamen. Ik moet niet vergeten te vermelden dat er reeds in 1959 (!) een DAMES-VOETBALTEAM werd opgericht. Voor die tijd iets heel byzonders en wij hadden nog geen officiele tegenstanders, maar speelden onder elkaar, soms acht tegen acht, tot groot vermaak van de mannen. (zie praatje) Die van mij had een klein scheepje van de Reddingmaatschappij bemachtigd, dat laten beschilderen en de letters S.O.S. ( Scheveningen Op Scheveningen) er op. In het midden een gleufje waar geld door heen kon; al was het scheepje niet zo groot, er kon toch een flink bedrag in het ruim. Ik kan er over meepraten, want ik liep nog al eens met dat bootje en lette er onder andere ook op of de leden wel hun clubspeldje op hun revers hadden. De mannen waren destijds nog keurig gekleed, zeker op de Zondag. Ontbrak het speldje dan een dubbeltje boete in het bootje. Soms probeerde men gauw even het speldje van de buurman te lenen, maar werd men daarbij betrapt, dan moest er een kwartje in het bootje. Sommigen hadden er zo'n schik in dat men er een spelletje van maakte. Prima, het bracht geld op, evenals de verkoop van lootjes. Wanneer men te kennem gaf geen lootje te willen, gaf ik als antwoord: “Ik ben voor de nee-knikkers”. Bij een hardnekkige weigering gaf ik eens in het Schevenings dialekt amtwoord:” Jôi, 'eb stûdie 'eb je dat geniens over voor je cluppie?” (Pas toch op, jòh heb je dat geen eens over voor je club), Toen zei een toehoorder: “Je schrijtt wekelijks in het clubblad, zou je dat eens in het dialekt kunnen doen?” Na overleg met die van mij, die ook zijn bemoeienis had met het clubblad, verscheen het eerste stukje in het Schevenings dialekt in de maandelijkse uitgave “De Klink”, ondertekend door Immetje ( het dialekt voor Emma).. Zo is eigenlijk het praatje ontstaan. Later, veel later bij een ontmoeting met Martin van Vianen en Bart Hoogduin -beiden werkzaam bij de Scheveningse Courant en bekend met de voetbalperiode, werd mij de vraag gesteld:”Wil je af en toe eens een column in het Schevenings dialekt in de krant zetten?” Dat gesprek vond plaats ruim zeven en twintig jaar geleden en het resultaat was...sindsdien een wekelijks “preitje”, waarvan u een willekeurige selectie zult aantreffen op de volgende pagina's.
Clubavonden destijds in het C.J.M.V.-gebouw in de Keizerstraat, waar onder anderen werd kennis gemaakt met het BINGO-spel. Collectie Fam.Moen-Knoester

Vrijwilligers-200 jaar Scheveningen Bad.

In 2018 wordt veel aandacht besteed aan 200 jaar Scheveningen Bad. In mijn vorige boek Rats. Kuch en bonen heb ik reeds geschreven over de ervaringen die mijn opa Arie Dirk Knoester had met de gebruiken en badgewoonten in de periode vóór de Tweede wereldoorlog, toen hij, zoals destijdsd werd beschreven “tal van bekende vorste-lijke persoonlijkheden uit de tachtiger jaren van de negentiende eeuw in zijn koetsje de zee in heeft gereden. Hij toonde ook menslievend hulpbetoon, want met gevaar voor eigen leven heeft hij verschillende personen uit zee gered, waarvoor hij werd onderscheiden”. 50 jaar is hij bij Expl.Mij Scheveningen in dienst geweest. Voor de vele aktiviteiten zijn vaak en ook dit jaar regelmatig vrijwilligers nodig en blijkt dat gretig gebruik kan worden gemaakt van het gehele Stadsdeel Scheveningen en hoeveel mensen zich nog steeds beschikbaar stellen. Het is opmerkelijk wanneer men dit eens vergelijkt met het oorspronkelijke vissersdorp en ziet wat nu nodig is voor de vele sportevenementen en culturele aktiviteiten . Om gemakshalve te beginnen aan de kust in willekeurige volgorde: de Aquajutter, Rust aan de Kust, Scheveningse muziekbands, de beachsport, surfers, sportvissers, de vele sportverenigingen zoals voetbal, handbal , korfbal, zwem- en gymverenigingen, de KNRM, maar ook schaak- en damclubs, bridgeclubs, zangverenigingen, muziekverenigingen. En tevens de culturele aktiviteiten bij het Schevenings toneel, stichting SCH 236 “Noordster”, Re-plca zeilwagen Simon Stevin, Trix, YMCA, de Mallemok, Zuiderstrandtheater, de wijkverenigin-gen, Kalhuis, en vooral de Vrienden van Muzee Scheveningen en suppoosten van Muzee Scheveningen, waar veel genoemde aktiviteiten kunnen plaats vinden. Hier uit blijkt dat veel inwoners dus heel betrokken zijn bij het wel en wee van hun dorp Scheveningen en… voor het behoud van cultuur en erfgoed. Het is daarom goed zo af en toe onderling eens iets (in het dialekt) van de voorouders te gebruiken. Dat werkt meestal tevens als smeerolie en men begrijpt dat ik een voorstander ben van het dialekt, zo tussen de gesprekken door, vooral als bindmiddel. Bij voorbeeld gezegdes, zoals

Joh, ‘eb stûdie – pas op . Je mot je êge kône klauwe - voor jezejf kunnen zorgen Geef ‘t kwaed gien bien Toete-même - hetzelfde , gelijk

Gelukkig hebben wij nu al lang de tijd achter ons, dat er werd gezongen over: het doet zo pijn dat het loon van den arbeid zo bitter kan zijn. Mijn opoe, geboren in 1858 ging met haar tachtigste jaar nog met een handkar met vis langs de hui-zen. Zij zei (en dat zeg ik haar na): Iet ammaar staepele, mar dêle”.! Dit geldt natuurlijk nog, maar iets uit het verleden op deze wijze in stand te houden, geeft iets extra en vindt U ook in de “preitjes” terug.
Muurgedicht Wassenaarsestraat (ter hoogte van nummer 144/146). Foto Scheveningsche courant Het gedicht is in het Schevenings dialekt, met onder aan de muur een Nederlandse vertaling.

Dorp Scheveningen.

Altijd zijn er nog die smalle straten waar vrouwen in klêderdracht stonden te praten Altijd zijn er nog die kleine huizen waarom heen je de Noordzee hoort ruisen Altijd weer loop ik te genieten langs de waterkant en bewonder op het strand de talloze schelpen in het zand Altijd moet ik mijn dorst naar vroeger laven door even te wandelen naar de haven Altijd zal het binnen in mij zingen Wanneer ik denk aan mijn dorp Scheveningen Nu en altijd

Nadruk verboden Immetje
<< Vorige Volgende >>
...home Geplaatst op 28-01-2019 en 1577 keer gelezen Like dit 555 Liked