Het uitblijven van de SCH 137 Geertruida september 1919

Tijdens de eerste wereldoorlog lag de Noordzee vol met zeemijnen. Voor de vissers was het een tijd boordevol spanningen en gevaren. Alleen al in Scheveningen verloren in 4 jaar tijd ruim driehonderd vissers het leven op zee als gevolg van een mijn-explosie. In veel gevallen werd er na het uitvaren nooit meer iets van de bemanning en het schip vernomen. Er werd dan gesproken over het uitblijven van het vissersvaartuig.

Het verhaal van Cornelis Ment ( Kees ) Tuijt. Matroos op de stoomdrifter Geertruida, SCH 137.

Kees Tuijt Op 4 augustus 1919 vanuit Vlaardingen vertrokken voor de visserij op de Noordzee. Aan boord waren 18 bemanningsleden, er is nooit meer iets vernomen van schip en bemanning

Het uitblijven van de SCH 137 Geertruida

Het is begin augustus 1919, langzaam begint Nederland , na vier oorlogsjaren, weer in het ritme van de dag te komen. Na een onvermoeibare strijd van Allete Jacobs, strijdster voor de rechten van de vrouw, krijgen de vrouwen ook stemrecht en is er in Nederland sprake van Algemeen kiesrecht. De prijzen van haring en vis zijn prima en de visserij begint weer van de grond te komen. Maar dan wordt Scheveningen opgeschrikt door één van de grootste rampen die de Scheveningse vissers bevolking als gevolg van de eerste wereldoorlog heeft getroffen. Het uitblijven van de SCH 137 Geertruida. De slachtoffers waren alle achttien opvarenden van deze Scheveningse stoomdrifter . De Geertruida is in 1917 gebouwd en behoorde tot de allergrootste stoomdrifters van Nederland. Het schip werd gebouwd voor de visserij op de noordzee en de omgeving van IJsland in opdracht van Exploitatie Maatschappij de Oceaanster in IJmuiden. Op 5 maart 1917 werd het daar ingeschreven onder de naam Emilie IJM 342. De tewaterlating vond op 14 maart 1917 plaats in Pannerden bij de scheepswerf De Hoop van de heer J.J. Bodewens. Dat dit vissersvaartuig tot de modernste en grootste schepen behoorde blijkt wel uit de afmeting en het motorvermogen. De geheel van Siemens staal, een hoge kwaliteit staal, gebouwde stoomharingdrifter was 37 meter lang, 6.60 meter breed en 3.50 diep. Machinefabriek Jaffa uit Utrecht leverde de stoommachine van maar liefst 350 PK. Na de tewaterlating is het schip naar Rotterdam gesleept waar de machine in het schip is geplaatst. Op 30 december 1917 vond de proefvaart plaats. Op de waterweg werd een snelheid van ruim 11 mijl gehaald. In januari vertrok de Emilie naar IJmuiden om klaar gemaakt te worden voor de visserij. Het schip heeft echter nooit onder de naam Emilie deelgenomen aan de visserij. Reeds tijdens de bouw is de rederij de Oceaanster in financiële problemen gekomen en werd het schip samen met een ander nieuw schip van deze rederij te koop aangeboden. Na enige tijd opgelegd te hebben gelegen achter de IJmuidense sluizen vond er op vrijdag 17 januari 1919 een openbare verkoping plaats in Hotel Nummer 1 in IJmuiden. Tijdens deze openbare verkoping werden meerdere schepen geveild waaronder de IJM 342 Emilie. De Scheveningse reder Wouter den Dulk Jacz wist het schip voor een goede prijs te kopen. Op 7 maart 1919 werd het schip in geschreven als SCH 137 Geertruida. Schipper werd de 26 jarige Cornelis den Dulk. Nadat er een bemanning was gezocht ging het schip naar Vlaardingen waar het verder werd klaar gemaakt voor de visserij. De SCH 137 was te groot om Scheveningen als vaste thuis haven te hebben dus werd de visserij uitgeoefend vanuit Vlaardingen. Naast de schipper waren er nog 17 bemanningsleden aan boord. Het was zomer 1919 de vraag naar vis was groot. De oorlog was dan wel afgelopen maar de gevaren op zee bleven bestaan. De zee lag nog steeds vol met mijnen, onzichtbaar voor de vissers. Er was weliswaar een gebied schoongeveegd waar de vissers mochten vissen maar het gebeurde regelmatig dat door storm de mijnen loskwamen van hun ankers en op drift raakten. Deze losgeslagen mijn waren moeilijk zichtbaar. 24 maart 1917, Schuttevear Op vrijdag 17 januari openbare verkoop De Geertruida is maar een paar keer in Scheveningen geweest, het schip had teveel diepgang voor de Scheveningse haven. Onder grote belangstelling verlaat de SCH 137 Geertruida de Scheveningse haven In de kooi van Kees Tuijt hing een foto van zijn driejarige dochtertje Teuntje.  Daarnaast was het, door de beperkte navigatie middelen uit die tijd moeilijk aan te geven of je wel of niet over de “ veilige “ lijn was. Daarbij kwam dat de vis steevast de plaatsen opzocht buiten de veilige zone, waar het voor de vissers gevaarlijk was. De verleiding maar ook de druk van de reders om over die grens te gaan speelden voortdurend en grote rol. Onder deze omstandigheden monsterde schipper den Dulk, samen met zijn bemanning, bij de waterschout in Vlaardingen. Van de achttien bemanningsleden kwamen er drie, de machinist en de twee stokers uit Vlaardingen en één, de reepschieter, uit Den Haag. De overige veertien bemanningsleden kwamen uit Scheveningen. Een van de Scheveningse bemanningsleden was matroos Cornelis Ment (Kees) Tuijt. Kees was 44 jaar en vader van drie kinderen waarvan de oudste Arie een jaar daarvoor was getrouwd en zijn jongste zoon Gerrit zijn eerste reis op de visserij maakte. Losgeslagen mijnen waren moeilijk zichtbaar Drie jaar eerder, op 19 januari 1916 werd er een nakomertje geboren, een meisje die de naam Teuntje kreeg. Vernoemd naar haar moeder. Het gezin Tuijt was dolgelukkig met deze kleine meid, vooral omdat zeventien jaar eerder een dochtertje maar drie maanden oud is geworden. En dan op 44 jarige leeftijd opnieuw een dochtertje. Kees was zo trots als je maar wezen kan en een portret van zijn kleine meid hing aan de wand van zijn kooi. Samen met de Scheveningse matroos Maarten Taal behoorden Kees tot de oudere en meest ervaren bemanningsleden. De overige bemanningsleden waren jonge vissers. Wat overigens niet betekent dat ze onervaren waren, integendeel. De bemanning van de SCH 137 Geertruida stond te boek als een stel bekwame vissersmannen. Op maandagmorgen 4 augustus 1919 namen veertien Scheveningers, drie Vlaardingers en één Hagenaar afscheid van hun familie. Een nieuwe reis stond te beginnen. Aan het begin van de middag werd losgegooid en met het tij mee verliet de SCH 137de haven van Vlaardingen, de waterweg op. Rond een uur of één passeerde de Geertruida de pieren van Hoek van Holland en zette de schipper de koers uit naar de vissersgrond op de Noordzee. Het was prima weer en met een zwakke tot matige wind uit het zuidwesten gleed de Geertruida speels door het water van de Noordzee. De bewolking trok langzaam weg het was een prima zomerdag. De verwachting was dat de visgronden op woensdag bereikt zouden zijn en dat dan de visserij kon beginnen. Half september begon men zich in Scheveningen ongerust te maken. De SCH 137 was reeds zeven weken op zee en men had nog niets vernomen van schip en bemanning. Op 3 oktober 1919 verscheen het volgende bericht in de Haagsche Courant: De Geertruida verongelukt ? De SCH 137 Geertruida van de Rederij W den Dulk Jacz. Die een 8 weken geleden uitvoer en waarvan de laatste weken niets meer is gehoord moet als verloren worden beschouwd. De Geertruida had een equipage van 18 koppe. Vele huisgezinnen zijn door deze nieuwe ramp zwaar getroffen. Zoals gebruikelijk werd er een onderzoek gestart door de Raad van de Scheepvaart betreffende het vermist worden van het stoomvisschersvaartuig Geertruida SCH 137. Op 16 oktober 1919 kwam de Raad met de onderstaande verklaring: De stoomtrawler Geertruida SCH 137 werd in 1917 van staal gebouwd en was het eigendom van rederij W den Dulk Jacz. Te Scheveningen. Op 18 maart 1919 was het schip nog droogstaande door de ambtenaren van de scheepvaart inspectie nagezien en geheel in orde bevonden. Op 26 juni heeft een inspectie van inventaris en reddingsmiddelen plaats gevonden. Zeewaardig uitgerust vertrok de Geertruida SCH 137 op 4 augustus 1919 onder schipper C den Dulk met 18 koppen bemand vanuit Vlaardingen ter haringvisscherij op de Noordzee. Er waren 18 zwemgordels aan boord. Volgens rapport van schipper A Toet, varend voor IJmuiden zou deze de SCH 137 op 7 september nog visschend hebben gezien, doch sindsdien is van het schip noch van de opvarenden niets vernomen. Op grond van de dienst beschikbare gegevens neemt de Raad aan dat de stoomtrawler Geertruida SCH 137 op of na 7 september 1919 op de Noordzee is vergaan, vermoedelijk door ontploffing van een zeemijn, en dat alle opvarenden daarbij het leven hebben verloren. Scheveningen was in rouw gedompeld, men vroeg zich af wanneer de verantwoordelijke regeringen nou eindelijk is over zouden gaan tot een radicale opruiming van de mijnen in de Noordzee. Het is toch van de gekke dat de vissers , bijna een halfjaar na het beëindigen van de oorlog noch altijd slachtoffer konden worden van de destijds door de oorlog voerende landen verankerde zeemijnen. De haven van Vlaardingen. Op 4 augustus 1919 verliet de Geertruida deze haven, op weg naar de visgronden. De Scheveningers gingen met de trein van Scheveningen naar Vlaardingen, dit is het station waar de vissers in Vlaardingen aankwamen.  Het zal in de buurt van 1978 geweest zijn dat ik, voor het eerst, op zoek ben gegaan naar informatie en achtergronden van mijn opa, Kees Tuijt. Puur toevallig kwam ik er achter dat de vrouw van de schipper van de SCH 137 nog in leven was en in het bejaardentehuis Uitterjoon in Scheveningen woonden. Ik heb contact met haar gezocht en gevraagd of ik langs mocht komen omdat ik informatie zocht over de ramp van de SCH 137. Na enige aarzeling en nadat ik had uitgelegd dat mijn opa matroos en één van de bemanningsleden was op de Geertruida, mocht ik langs komen. Het werd een interessant, boeiend en emotioneel gesprek. Mevrouw Lena den Dulk-Bal, de vrouw van de schipper van de SCH 137, vertelde mij onder meer dat ze nog steeds het verdriet voelde om wat er toen gebeurd is. Zoveel leed in de getroffen gezinnen. Het was begin maart 1919 en mijn man kreeg een prachtige kans om schipper te worden op een van de grootste stoomloggers van de Scheveningse vloot. We waren pas drie jaar getrouwd en onze dochter Aagje was net twee geworden. We waren een paar maanden daarvoor verhuisd van de Zeilstraat 120 naar nummer 122, een wat betere en ruimere woning. De SCH 137 was eigenlijk te groot voor de Scheveningse haven en is maar een paar keer in Scheveningen binnen geweest. De logger vertrok altijd vanuit Vlaardingen naar de visserij. Het was een moeilijke tijd, de oorlog was weliswaar afgelopen maar de zee lag nog steeds vol met mijnen. Er was wel een mijnen vrij gebied maar daar zat de vis niet. Het gebeurde steeds vaker dat de schippers in het gevaarlijke gedeelte gingen vissen. De reders lieten ook wel blijken daar geen problemen mee te hebben en dat de schippers wel wat risico mochten nemen. Mijn man had er geen goed gevoel bij en toen hij thuis was van een reis heeft hij de knoop doorgehakt. Het risico was veel en veel te groot. Hij zou de reder vertellen dat hij er na deze reis mee zou stoppen. Toen hij op maandagochtend 4 augustus 1919 van huis vertrok naar Vlaardingen om weer ter visserij te gaan had hij zijn ontslag brief aan de reder in zijn binnenzak. Ik weet niet hoe dat verder met de reder is verlopen. Ik heb mijn man nooit meer gezien. Behalve mijn man vaarde ook mijn broer Cornelis Leendert Bal bij mijn man. Mijn broer was nog maar drieëntwintig en pas zeven maanden getrouwd. Het is net alsof mijn broer een voorgevoel had. Toen hij op de maandagochtend van 4 augustus afscheid nam van zijn vrouw keerde hij aan het eind van de straat tot twee keer toe terug om afscheid te nemen van zijn vrouw. Een oude tante van me heeft in een droom mijn broer in het water zien weg zinken. Ze durfde het eerst niet aan ons te vertellen. Eind september 1919 spoelde een lichaam aan op de kust van Noorwegen. Het aangespoelde lichaam kon worden geïdentificeerd aan de hand van een tatoeage. Het bleek het lichaam te zijn van de achttienjarige Kees Koning. Broer van de later in Scheveningen bekende vakbondsman Jaap Koning.   Toekenning uitkering van de Zee Risco Toen het bericht de familie Koning bereikte was hij al in Noorwegen begraven. Daarna is er nooit meer iets vernomen van schip en bemanning. Teuntje Tuijt- Harteveld bleef alleen achter met de zorg voor haar 15 jarige zoon Gerrit en haar 3 jarige dochtertje Teuntje met een uitkering van de Zeerisico, dat wel. Een jaar later werd er aan de Scheveningseweg een monument onthuld ter na gedachtenis aan de ruim driehonderd Scheveningse vissers die tussen 1914 en 1919 het leven hebben verloren .
Mink Kuijt Mail naar M. Kuijt
...terug ...home Geplaatst op 05-01-2015 en 2057 keer gelezen
Like dit 1185 Liked