VAN EILAND NAAR HOF

Interview met Jan en Lien Teeken

Het Eiland en de oude sleephelling in volle glorie. EK-voetbal 2004 in de Pluvierhof.
Karel Kulk Scheveningen©2007
Het was een mooie dag voor de slechte zomer van 2007. Ik was op weg naar Jan en Lien Teeken die in de Pluvierhof 32 woonden. Het hof zou begin 2009 worden gesloopt. Na ruim eenenveertig jaar daar te hebben gewoond werden ze voor de tweede keer gedwongen te verhuizen. De eerste keer was in 1968 op het ‘Eiland Vloek.’ Het wijkje met 126 woningen en drie winkels, dat lag ingeklemd tussen de haven, het Verversingskanaal en de zee, moest worden gesloopt voor de aanleg van een insteekhaven en bedrijfsterrein voor de Norfolkline. Via de boog aan de Gruttostraatliep ik de Pluvierhof in. Jan en Lien waren bezig waren met het zemen van de ramen. Ze maakten een praatje met hun buren, van nummer 48, Jenny en Peter Vrolijk. Jenny had ook op het Eiland gewoond. Buren maken een praatje. Van links naar rechts: Lien, Jan, Peter en Jenny. (2007) De ontvangst bij Jan en Lien Teeken in de Pluvierhof 32 was, zoals bij de meeste Duindorpers, hartelijk. Na kennis te hebben gemaakt met hun zoon Ronald, die in verband met de sloop ook op een andere woning wachten, ging de cassetterecorder aan en vertelde Janen Lien hun verhaal. Karel: Lien, waar en wanneer ben je geboren, hoe ben je op het ‘Eiland’ terecht gekomen en vervolgens in het Pluvierhof? Lien: Ik ben op 19 november 1937 geboren in de Gordingweg 2 op het Eiland. Mijn moeder was drie jaar toen ze in de Boeistraat op het ‘Eiland kwam wonen. Ik heb daar tot 1943 gewoond. Door de Tweede Wereldoorlog moesten alle ‘Eilanders’ vertrekken. Ons gezin ging naar Gouda. In 1946 kregen we een woning in de Flakkeesestraat in Duindorp waar ik in 1955 met Jan ben getrouwd. We hebben een tijdje in een uitbouw in Den Haag gewoond. Vandaar zijn we verhuisd naar een souterrain in de Amsterdamsestraat aan de andere kant van Scheveningen. Vervolgens zijn we toen verhuisd naar de Gordingweg 8 waar we tot 1968 hebben gewoond. Karel: Lien, wat kan je je herinneren van je periode op het Eiland? Lien: Het was een hechte gemeenschap net als Duindorp. De mensen onder elkaar waren veel leuker, de kinderen speelden met elkaar en de buren letten op elkaars kinderen’. Eigenlijk was het een grote familie. Karel: vlakbij het Eiland was de ‘Sleephelling Scheveningen gevestigd. Er werkten daar in de jaren ‘60 een paar honderd man. Hadden jullie last van de werkzaamheden op de scheepswerf? <>Lien: ‘Er werkte ook familie op de sleephelling. We hadden er helemaal geen last van. We vonden het juist hartstikke fijn. We hoorden de fluit ’s morgens, dan wist je hoe laat het was. Als je op strand ging spelen hoorden je de fluit van vijf uur en dan van halfzes, want hij ging twee keer. Je wist bij de eerste fluit dat je van strand af moest en bij de tweede fluit was je thuis. Nu komen er mensen aan de haven wonen die het eerste tijd leuk vinden maar daarna komen ze met klachten over herrie en stank van het havenbedrijf. Karel: de bewoners van het Eiland hadden wel een eigen stukje strand genaamd ‘De Kom’. Lien: Ja, het ‘Kommetje’ met de ouwe badmeester. ’s Morgens kwam die met zijn fiets met een hele tas met fietsbanden. Eerst moest je droogzwemmen en daarna met een bandje om in het water naderhand gebruikte hij ook autobanden. Karel: Wanneer kregen jullie te horen dat de 126 woningen en twee winkels moesten worden gesloopt voor de aanleg van een haven voor de Norfolkline? Lien: we kregen het in 1967 te horen. We hebben toen geprotesteerd tegen de sloop. Maar geld speelde een grote rol dus moesten we toch weg. Lien: ‘We kregen toen van de inspectrice van het gemeentelijk woonbedrijf te horen dat er geen huis op Scheveningen beschikbaar was. Ik moest gaan wonen waar mijn man werkte. Dan moeten jullie mij een woonwagen geven want de een keer zit mijn man in Hoek van Holland en dan weer in Zoetermeer. Volgens de inspectrice hadden we ook geen recht op een woning in Scheveningen omdat Jan uit Den Haag kwam. Mijn tante had een groot huis in het Zeezwaluwhof en die wilde wel met ons ruilen. Dit ging echter niet door dus besloten Jan en ik om in onze woning op het Eiland te blijven zitten. Dit heeft ruim een jaar geduurd. We zaten tussen de muizen en de ratten. Op Sinterklaasdag in 1967 kwam de inspectrice met een leuke verrassing. Ze had voor ons een woning in de Pluvierhof. Ze was daarvoor eerst met de familie De Bruin van het Eiland gaan praten omdat ze ons niet goed kon. Ze kreeg van deze familie alleen goede berichten over ons. Ze had voor mevrouw De Bruin een woning in het Pluvierhof en ook een voor ons. We mochten eerst wel naar het huis gaan kijken voor we beslisten. Dat was niet nodig want een woning in het Pluvierhof wilde we graag hebben. Jan: in februari 1968 zijnwe met de slee van het Eiland Vloek naar de Pluvierhof verhuisd. Er lag toen een flink pak sneeuw. De man van de waterleiding heeft toen de brandende kachel overgebracht. Die was nog lekker warm en hebben hem dus gelijk hier neergezet. Jan en Lien Teeken in hun knusse huiskamer in de Pluvierhof 32. (2008) Karel: Jan, jij bent geen echte Scheveninger maar een ‘sudeten’ Scheveninger zoals we dat hier zeggen. Maar jij bent wel geaard op Scheveningen hè. Hoe ben je hier terecht gekomen? Jan: Ik heb Lien ontmoet bij mijn zwager. We hebben toen een afspraakje gemaakt en daar zit ik na drieënvijftig jaar nog aan vast. Karel: Gefeliciteerd! Jan: Na een paar jaar zijn we getrouw en in de stad gaan wonen. Ik was schilder van beroep en we woonden op één kamer. Het was heel moeilijk om aan een andere woning te komen. Ik was nog geen drieëntwintig dus verdiende toen nog niet het volle loon. Wekregen eenandere woning in de Amsterdamsestraat. Daar zijn twee kinderen geboren. De woning – een souterrain – werd daardoor te klein. We zijn toen naar de huisvesting van de gemeente Den Haag gegaan en kregen een huisje op het Eiland. Daar hebben we met vier kinderen heel fijn gewoond. Karel: hoe voelde je als niet-Scheveninger op hetEiland? Jan: Bij de familie van Lien al heel goed. We kregen kennissen en ik kwam weleens bij het tentje van Arie voor een biertje en leerde zo snel al die Scheveningse jongens kennen. Karel: Vertel eens wat meer over het tentje van Arie. Jan: Dat was het ‘Balkje’ aan het einde van de Houtrustweg vlakbij het strand. Vrijdagmiddag als iedereen klaar was met het werk kwamen iedereen nog een biertje doen aan de Balk. Als zitplaats was er alleen een grote balk die dienst had gedaan als beschoeiingswerk in de haven. Voor de rest was het staande lurken. Arie is begin jaren ’60 begonnen met Het Balkje. Het tentje zelf was een oude Bijbelkiosk die op boulevard had gestaan. Het huisje van het woord van God werd dus het Balkje van Arie de Bruin. Arie, die in zijn jeugd door kinderverlamming slecht kon lopen, woonde ook op het Eiland. Hij is gelijk met ons verhuisd naar de Pluvierhof 56. Hij werd onze buurman. Het Balkje in 2011. Karel: hebben jullie nog leuke dingen op het Eiland meegemaakt? Lien: toen ze de havenhoofden in 1966 gingen verlengen hebben we vreselijk met die heiers gelachen. En ook met dikke Dien van de Kranenburgweg die altijd buiten in de nachtjapon op een vuilnisbak zat. Op een gegeven moment ging ze naar het Jodenstrandje en liep met kleren en al het water in. Het Jodenstrandje is bij het Zuidenhavenhoofd. Karel: hoeveel straten en winkels waren er op het Eiland? Lien: Gordingweg, Hellingweg, Kranenburgweg, Boeistraat, de Bak, Steigerweg en Zeesluisweg. Er waren twee winkels op het Eiland. Toe wij in 1968 naar het Pluvierhof gingen was alleen kruidenier Bulk er nog. Er was ook een water- en vuurstokerij in de Boeistraat. Ook veel Duindorpers kwamen via het sluisje over het Verversingskanaal boodschappen doen bij Bulk. Jan Bal kwam altijd met vis langs de deur. Karel: er werden ook veel fuiken door bewoners van het Eiland in het Verversingskanaal uitgezet. Wie waren dat? Lien/Jan: Piet Vooys en Van Wijngaarden. Ze deden dat vaak samen. En Sam de Jong van de Hellingweg ging altijd met het kruisnet vissen. Wij kochten dan voor een paar centen sardien als aas voor het vissen met de hengel. Als het mooi weer was gingen we ook ’s nachts weleens naar het vissen met het kruisnet kijken. Karel: Lien, hoe vond je het in het begin in het Pluvierhof. <>Lien: Ik kon het in het begin niet wennen. In het hof waren ze zogenaamd netjes, maar wij zijn hier gekomen om ze opvoeding te geven. Op een gegeven moment hoorde ik twee vrouwen over mijn zeggen dat ik wel een net vrouwtje was met schonen gordijnen. Later kwam een buurvrouw een praatje met me maken om uit te vissen van wie ik er een was. Ik antwoordde dat ik er een van de ‘Fransman’ was. Oh zei ze heet jouw moeder dan Jaan? Ik zei ja, mijn moeder moet tante tegen jou zeggen. Dan heb ik toch de goeie voor me zei ze, ik heb altijd gezegd dat is zo net vrouwtje. Toen maakte het niet meer uit dat ik van het Eiland kwam. Ik was van een goede familie. Ik had een neef, ‘lange’ Gijs Plugge die veel gedaan heeft voor het jeugdvoetbal voetbal in Duindorp. Hij woonde hier op het hoekje. Karel: als ik jullie vraag wat je voelden toen je in 1968 het Eiland moest verlaten. Lien: ik vond het een ramp. We raakten het vrije en de saamhorigheid kwijt. We voelden ons in het Pluvierhof opgesloten. Karel: Wat vinden jullie ervan dat je straks weer moet verhuizen? Lien: dat is balen natuurlijk. Dat is toch hartstikke mooi zo’n hof! Dat hadden ze voor de oudere moeten behouden. Karel: maar je krijgt straks een mooier huis met grotere kamers ervoor terug. Lien: maar je zit wel in- en op elkaar, ze noemen het niet voor niks het gevangeniscomplex. Waar we nu tegen de schutting bij ons vijvertje aankijken begint straks de gevel van onze buren. We hebben veel minder ruimte en we zijn de tuin ook kwijt. De woonkamer zit achter dus hebben we ook minder contacten. Karel: als ze de woningen in het hof zouden renoveren met een hogere huur, zou je er dan willen blijven wonen? Lien: dan waren we allemaal blijven zitten. Zelfs als de huur hoger was geworden. Niemand wilde hier weg. Maar wat ze in de kop hebben voeren ze toch uit. Karel: Scheveningen heeft veel vissershoven gekend. Door het slopen van het Pluvierhof verdwijnt ook het laatste stukje eigenheid van Duindorp. Had de gemeente daar beter over moeten nadenken? Lien: natuurlijk, maar het is een geldkwestie, geld, geld en nog eens geld. Als ze de kans hadden gekregen had men ook het Verversingskanaal volgebouwd. Maar dat ging mooi niet door. Karel: in 1998 werden de plannen voor de sanering van Duindorp bekend. Er zouden 1100 woningen worden gesloopt daarvoor zouden er 750 worden teruggebouwd waarvan 375 in de sociale sector. Wat vinden jullie van de manier waarop de plannen werden gebracht en van de enquête die is gehouden? Lien: niet eerlijk, we kregen allemaal een enquête toegestuurd met daarin de volgende vraag: ‘wat zou je willen veranderen als je mocht verbouwen, een grotere badkamer of een grotere keuken. De ene wilde wel een grotere keuken de ander een mooi badkamertje. Wat gebeurt er! We kregen vlak erna een brief van Vestia in de bus dat de bewoners hadden gekozen voor de sloop van de woningen. Dat was niet waar want de mensen hebben dat helemaal niet zogezegd. Ze hebben onderzoek gedaan naar woningen in het Meeuwenhof die niet bestonden. Toen gingen ze ook in het Pluvierhof onderzoek doen naar bepaalde nummers die niet bestonden. Zo is dat gegaan. We hebben ook gehoord en gelezen dat het Pluvierhof, Meeuwenhof en Zeezwaluwhof op de lijst van monumenten stonden. En die hebben ze er ineens afgehaald omdat ze dat onderzoek in de hoven had gedaan. De huizen waren te slecht. Karel: dus de gemeente heeft de hoven eerst op de lijst van Rijksmonumenten gezet ze vervolgens een paar jaar later toch maar te slopen. Wat vindt je daarvan? Lien: dat vind ik de mensen belazeren, je wordt gewoon in de maling genomen waar je bijstaat, je wordt verkocht waar je bijstaat, laat ik het zo zeggen. Maar je ziet het, je doet er niks aan. Je kunt actievoeren, maar de hoge heren beslissen. Karel: er is toen een protestmars door Duindorp gehouden. Hoe hebben de Duindorpers zich hebben verweerd tegen die onzalige plannen? Lien: Er is genoeg tegen de plannen gedemonstreerd. Maar er werd niet naar je geluister. Klaar! Karel: de Duindorpers werden in de media vaak negatief neergezet. De bogen van de hoven waar de jeugd zich vaak ophield werden de ‘spelonken van Duindorp ’genoemd. Lien: dat vond ik een verschrikking. Dan stond er weer in de krant, Pluvierhof dit of dat. Hier gebeurde nooit wat het was altijd onder de boog bij het Meeuwenhof. Hier woonden allemaal ouderen. Karel: Bob Smits van de huurdersraad van Duindorp heeft zich duidelijk uitgelaten over de problemen onder de boog. Ze hebben dus gebruik gemaakt van de problemen onder de bogen? Lien: het is jammer dat alle Duindorpers daarvoor werden aangekeken. Er waren vaak jongens uit andere wijken van Scheveningen betrokken. Vroeger werd er veel meer op de jongeren gelet. Als je op het raam tikten waren ze al weg. Als je dat nu doet krijg je een steen door de ramen. Karel: Lien, kwam jij uit een vissersgezin? Lien: mijn vader voer op de zeillogger. Hij was elf jaar toen hij naar zee ging. Mijn vader is in juni 1914 geboren en in september 1914 is de logger van zijn vader met de hele bemanning vergaan. Mijn vader was een paar weken toen hij al geen vader meer had. Mijn opa had slechts een keer zijn zoon gezien. Mijn moeder werkte in een wasserij. Ook veel andere familieleden zaten op de visserij. Van moeders kant hebben er veel op de visserij gevaren. Allebei mijn opoe’s hadden een ‘gosie’ (vishandel) en oom Frank van der Zwan werkte bij rederij Jaczon. Karel: Jan wat is jouw ervaring die je hebt opgedaan op Scheveningen als schilder? Jan: Ik kwam hier in 1946 of ’47 om Duindorp op te knappen. De NSB-ers zaten toen nog opgesloten in een paar scholen in Duindorp. Via de Duivelandsestraat mochten we met een pasje Duindorp in. Ik heb toen nog een tuinhekje van een bed van een van de gevangen voor mijn moeder gemaakt. Later ben ik de bouw in gegaan. Er was genoeg te doen in de wederopbouw van Nederland. Het was in de winter en moesten warm water halen in het stokerijtje. We konden dan ’s morgens de spullen ontdooien. We hebben toen veel woningen opgeknapt. Het was de firma Van Wijn die is begonnen met het opknappen van gemeentewoningen. Karel: dus jij als niet Scheveninger heeft na de oorlog Duindorp helpen opknappen! Heb je ook nog met de visserijsector te maken gehad? Jan: ik ben als ‘prenter’ (passagier) op de visserij mee geweest. Ik heb op de kaakplank gezeten bij schipper Arie Keus op de SCH 159 de Martina. Er was een jongen die erg zeeziek was. Ik had nergens last van al stond het schip ondersteboven. Ik ben wel tijdens de reis overgestapt op de SCH 56 ‘Poolster’ omdat de combinatie was afgelopen. Ik ben ook nog met de kottervisserij mee geweest om met de borden (trawlvisserij) te gaan vissen. De haringvisserij met de vleet was natuurlijk heel wat anders. Ik heb ook nog de haringpakkerij van rederij Jaczon geschilderd. Als er werk was pakte ik ook tonnen haring in. Ik heb dus wel het een en ander meegemaakt in de visserijsector. Karel: Jullie toekomst ligt straks in de nieuwbouw. Waar staat jullie nieuwe woningen? En hoe voelt het om na eenenveertig jaar weer uit een vertrouwde omgeving te moeten vertrekken? Jan: Onze nieuwe woning staat in de Markensestraat. We weten nog niet het huisnummer, maar het is een van de vijf eengezinswoningen vlakbij de Griendsestraat. Ik had liever gezien dat ze me hier zouden uitdragen, ondanks dat ik misschien nog 15 of twintig jaar in de nieuwbouw zou kunnen wonen. Lien: ik moet erheen, maar met weemoed. Ik heb er een hard hoofd in of ik het kan wennen. Als het huis op de kijkdag tegenval dan kunnen ze hoog of laag springen maar dan neem ik het niet. Karel: ik ben net in jullie tuintje met een vijver met karpers en goudvissen geweest. Dat krijgen jullie niet meer terug in de nieuwbouw. Jan: gelukkig zitten vlakbij de duinen dus we kunnen nog lekker wandelen. We hebben altijd bramen geplukt maar dat zal door de leeftijd niet echt meer gaan. We maken ook een bankje aan de voorkant in de zon. We proberen er nog iets van te maken. Jan en Lien in hun tuintje met vijver in het Pluvierhof. (21 juli 2009) De brand Na het interview met Jan en Lien Teeken stapte ik de achterdeur uit en liep via de poort naar het Pluvierhof. In de poort kwam ik buurtbeheerder van Duindorp Dik Schaap tegen. Twee jonge gasten van een jaar of dertien passeerde ons met een vreemde grijs op hun smoel.Jan en Lien gingen naar binnen en Dik vervolgde zijn ronde door Duindorp. Toen ik de poort uitliep zag ik boven de daken een enorme zwarte rookpluim opstijgen. De boel staat weer eens in de fik schoot het door me heen. Ik belde weer bij Jan en Lien aan, wees ze op de rookpluim en vroeg ze de brandweer te bellen. Ik liep de poort aan de overkant van het hof in om te kijken waar de brand was. Aan het einde van de poort zag ik dat er een schuurtje in de brand stond. Er was niemand aanwezig. Ik klom op het dakje van het tegenoverliggende schuurtjes om de brand te fotograferen. Al snel kwamen er ook andere naar de brand kijken. Binnen tien minuten was de brandweer aanwezig. Het was in korte tijd de zoveelste keer dat ze moesten uitrukken voor brand in het Pluvierhof. Brand in het Pluvierhof. (21 juli 2009) De ontmoeting Maandag 4 maart 2013 kwam ik Jan Teeken in de Keizerstraat tegen. Hij was boodschappen aan het doen. Ik had hem – en zijn vrouw Lien – al meer dan twee jaar niet gesproken. Ik vroeg aan Jan hoe het met hem en Lien ging. Goed antwoordde de dikke tachtiger. Ik ben goed hersteld van een hersentumor die operatief is verwijderd. Ik vroeg Jan waarom hij geen boodschappen bij Hoogvliet in Duindorp deed. ‘Daar hebben ze geen lekkere koekjes.’ Wijn tevreden over onze nieuwe woning, fijne vloerverwarming. We zijn alleen van een huur van 300 euro naar ruim 700 euro gegaan,’ vertelde Jan. ‘Hebben jullie recht op huursubsidie’ vroeg ik hem. ‘Nee, ik heb een pensioentje waardoor ik er net buiten val.Je moet eens langs komen Karel.’ ‘Zal ik doen. Ik heb je nummer, doe Lien de groeten van mij.’ ‘In de telefoongids van 2012-2013 wonenjullie nog steeds op het adres Pluvierhof 32,’ zei ik hem. ‘Dat weet ik,’ reageerde Jan. Het bezoek Op 22 maart 2016 belde ik Jan en Lien. Ik kreeg Lien aan de telefoon en vroeg hoe het met haar ging. ‘Niet goed,’ zei ze. ‘En met Jan?’ ‘Niet goed,’ zei ze wederom. ‘Hoe dat zo,’vroeg ik haar. ‘Jan is ernstig ziek en heeft niet lang meer.’ ‘Vind je het goed als ik even langs kom?’ ‘Lijkt me leuk, ook voor Jan. Is je boek over Duindorp al klaar?’ ‘Ja, maar in december2015komt er eerst een ander boek van mij uit.Het interview dat ik met jullie in 2007 heb gehadprint ik wel uit en neem het mee.’ Het weerzien met Jan en Lien in hun nieuwe huis in de Markensestraat was, ondanks dat Jan terminaal was, niet bedrukt. We kletsten over de sloop van het Pluvierhof en de visopera de ‘De Vloek op Scheveningen’van Sjaak Braldie in september 2016 in het Zuiderstrandtheater zou worden opgevoerd.Toen ik hen vertelde dat het nieuwbouwproject ‘De Zuid’ de oude straatnamen zou krijgen van het Eiland Vloek reageerde ze beiden zeer sceptisch. ‘Daar moeten ze vanaf blijven,’ was de reactie van Lien. Jan onderbrak herhaaldelijk het gesprek om enthousiast passagesuit het interview voor te lezen. Het zou de laatste keer zijn dat ik Jan had gesproken. Een paar weken later overleed de vriendelijke ‘Eilander.’ Jan en Karel tijdens de sloop van hetmonumentale Pluvierhof. (Juli 2009)
Karel Kulk Scheveningen © 2016 Reacties: Karel Kulk
...terug ...home Geplaatst op 18-09-2016 en 2872 keer gelezen
Like dit 1116 Liked