ARRESTATIE AAN ZEE

Het was in de namiddag van 26 juni 2008 toen ik begon met mijn 15 kilometer hardlooptraining over het strand naar de Wassenaarse Slag. Bij de Pier ging ik het strand op. Na een paar honderd meter te hebben gelopen zag ik dat een vrouw een bekeuring kreeg voor het loslopen van haar hond. De hond lag niet aangelijnd naast zijn baasje die probeerde de agent op andere gedachten te brengen. Ik liep verder en hoorde iets achter me. Het was de hond van de vrouw die ik bij de politieauto hoorde huilen. Dan maar even stoppen om de hond op te vangen zodat zij er niet achteraan hoefde te hollen. De hond bleef een ogenblik staan, keek naar zijn baasje die huilend onze richting kwam, en liep toen weg. Het beest was duidelijk van streek. Ik probeerde de vrouw, die behoorlijk van streek was, te kalmeren door te zeggen dat ze moest gaan zitten en kalm haar hond moest roepen. Ze deed dat en riep tevergeefs ‘Mila, Mila.’ In horten en stoten vertelde ze haar verhaal: ‘Ik had vandaag een begrafenis die me erg aangreep en wilde even met de hond op het strand uitwaaien. Ik was zo ingedachte verzonken dat ik de grens was gepasseerd waar de honden niet meer op strand mogen.’ Terwijl ze haar verhaal vertelde, zat de hond verderop toe te kijken. De politieauto kwam langzaam in de richting van mij en de vrouw rijden. Ik liep de politieauto tegemoet. De jonge agent achter het stuur draaide het raam naar beneden en vroeg wat er aan de hand was. Ik vertelde hem over de situatie van de vrouw, waarom haar hond niet was aangelijnd en vroeg hem beleefd of hij de bekeuring wilde intrekken. Het antwoord van de agent was niet echt vriendelijk: ‘Meneer we hebben dat met die mevrouw afgehandeld en daar heeft u niets mee te maken.’ ‘Ik probeer alleen als goed burger te helpen,’ was mijn reactie. De agent vervolgde op autoritaire toon: ‘Meneer, u moet zich er niet mee bemoeien.’ Achter me hoorde ik de vrouw snikken en zei toen wat ik dacht: ‘lul.’ De agent reageerde als een stier op een rode lap, stapte uit en vroeg: ‘Wat zei u?’ Ik herhaalde wat ik had gezegd. De agent, die nu furieus was, stapte dreigend op me af. Ik deed een paar passen naar achter. Dit werd in het proces-verbaal vermeld als vluchtgedrag. De agent pakte me beet en sommeerde me naar de voorkant van de dienstauto te lopen. Vervolgens moest ik mijn handen op de motorkap leggen en mijn benen spreiden. Na te zijn gefouilleerd, ik was gekleed in spaarzame hardloopkleding, moest ik mijn handen op de rug doen en werd ik in de boeien geslagen. Ik vond deze actie nogal overtrokken en liet dat dan ook in duidelijke maar fatsoenlijke bewoording blijken. Het werkte echter averechts. De andere jonge agent was inmiddels ook uit de auto gestapt. Ze duwden me naar de zijkant van de auto. Zonder enige noodzakelijke aanleiding werd ik hardhandig op mijn buik in het zand gesmeten. Door de handboeien kon ik mijn val niet breken en viel met mijn gezicht in het zand. De agent die me had aangehouden drukte zijn knie in mijn rug en riep emotioneel tegen zijn collega: ‘Hou zijn benen stevig vast?’ ‘Mijn benen zijn ontspannen, doe toch normaal,’ reageerde ik. De agent met zijn knie in mijn rug verloor zijn zelfbeheersing en schreeuwde mij toe dat hij de peperspray zou gebruiken als ik mijn mond niet hield. Vervolgens trok hij mijn hoofd naar achteren en sloeg met de knokkels van zijn gebalde vuist hard op mijn schedel. Dit ging mij te ver en riep: ‘dat zijn fascistische methodes.’ In het verbaal wordt vermeld dat ik op dit moment de betreffende agent hardhandig in zijn bovenbeen zou hebben geknepen. Gezien de boeien en mijn houding was dat echter onmogelijk. Ik werd overeind gehesen en in de dienstauto geduwd. De eigenaresse van de hond zat snikkend in elkaar gedoken. Toen ik vroeg hoe ze heette antwoordde ze: ‘Heidi.’ De agenten hadden totaal geen oog voor haar en de hond die angstig tussen de strandbezoekers liep. We reden naar het politiebureau aan de Nieuwe Parklaan. Ik maakte een opmerking over de arrestatie, waarop de jongste agent met rood aangelopen hoofd me toesnauwde ‘dat ik me kop moest houden.’ De agent die mij eerder had gefouilleerd fouilleerde me voor de tweede keer. Hij vroeg aan de agent achter de balie of ik mijn sierraden - trouwring, kettinkje en horloge - moest afdoen. De agent vond dat niet nodig. Om 16.15 uur werd ik door de heetgebakerde diender naar een cel gebracht. Mijn hardloopschoenen moest ik uitrekken en voor de celdeur zetten. Op blote voeten in een kort hardloopbroekje en een mouwloos shirt heb ik vijf uur in de cel gezeten. Na twee uur begon ik het koud te krijgen. Een uur later werd ik door een rechercheur voor verhoor uit de cel gehaald. Hij zag mijn toestand en bood aan een kop koffie voor me halen. Na het verhoor bracht de rechercheur me weer naar de cel. Hij moest het verslag van het verhoor aan de parketpolitie voorleggen. Die zou bepalen of ik wel of niet naar huis mocht. De rechercheur vroeg of ik een deken wilde en een tosti en koffie. Ik maakte dankbaar gebruik van dit aanbod. Na twintig minuten kwam de rechercheur meedelen dat ik naar huis mocht. Hij zag dat ik behoorlijk was verstijfd en zei dat ik eerst een warming-up moest doen voordat ik naar huis zou rennen. Het was 20.20 uur toen ik thuiskwam. Op 26 augustus 2008 deed ik schriftelijk mijn beklag bij Politie Haaglanden over het buitenproportionele politieoptreden op het strand. Mijn klacht werd op 8 december 2008 door de klachtencommissie van het regiokorps Haaglanden ongegrond verklaard. Vervolgens legde ik mijn klacht voor aan de Onafhankelijke commissie voor klachten tegen politie Haaglanden. Op 27 januari 2009 werd ik uitgenodigd voor een hoorzitting. De commissie, die uit vierleden was samengesteld, zou de volgende punten van mijn klacht behandelen: 1) Wijze van optreden (geen inlevingsvermogen m.b.t. de situatie van de vrouw. 2) Wijze van bejegening (reactie van de agent) 3) Omgang met arrestant (temperatuur in de cel i.r.t. gedragen kleding) De commissie zou advies uitbrengen aan burgemeester Van Aartsen, korpsbeheerder van Politie Haaglanden, die een beslissing over de klacht zou nemen. Op 17 februari 2009 schreef de klachtencommissie in haar advies en conclusie (2008/441) het volgende: ‘De commissie vindt dat de politie niet goed was opgetreden en onnodig geweld had gepleegd. Daarnaast kon de commissie zich niet vinden in de verklaring van een van de agenten dat de kleding van de vrouw er niet op wees dat zij een begrafenis had bijgewoond omdat ze een korte broek en een spaghettitopje droeg. De commissie vond dat de agent zijn twijfels over de verklaring van de vrouw niet kon onderbouwen en vond het optreden tegen de vrouw in strijd met de daarvoor geldende regels.’ Ook stelde de commissie vast dat er geen voorbereidend onderzoek had plaatsgevonden naar mijn klacht over de situatie in de cel. De commissie zegt daarover het volgende: ‘gezien het feit dat klager na zijn verhoor de beschikking kreeg over een deken acht de commissie het aannemelijk dat klager het na verloop van tijd koud kreeg tijdens diens insluiting. We zijn van oordeel dat het voor de politie duidelijk had kunnen zijn dat de arrestant bij diens insluiting, vanwege diens schaarse kleding, het wellicht koud zou krijgen en had de nodige voorzorgen dienen te nemen om dit te voorkomen.’ Het advies werd door burgemeester Van Aartsen overgenomen. Voor het beledigen van de politieagent werd mij een boete opgelegd van 300 euro. Die heb ik uiteraard betaald. Mila met zijn baasje Heidi. Naam bekend bij de redactie. Copyright Karel Kulk Scheveningen 2021 Karel Kulk
...terug ...home Geplaatst op 20-12-2021 en 1151 keer gelezen
Like dit 213 Liked