De ‘Duitsche dienstbode’ deel 4

De uitvoerders
De andere partij had intussen ook niet stilgezeten. Dat blijkt uit door Storm afgelegde verklaringen. Op de avond dat De Jong Storm bij zich thuis had uitgenodigd om te spreken over het snode plan, vertelde De Jong onder meer dat iemand van de S.D. de volgende dag naar Ypenburg zou komen. En inderdaad werden zij de volgende dag tijdens hun werk benaderd door twee mannen. Een hunner gaf daarbij aan Slagter te heten; de andere man bleef onbekend. Slagter bleek op de hoogte van De Jongs plan. Hij vroeg Storm, zich bij de uitvoering daarvan te willen voorstellen als de schipper van het vaartuig dat naar Engeland zou oversteken. Slagter voegde hier nog aan toe dat hij ‘een schokker van Simon Vrolijk zou krijgen’. Dit gezegd hebbend vertrok Slagter samen met zijn metgezel(1). Simon Vrolijk was een van de directeuren-eigenaar van de Scheveningse N.V. Vischhandel, Reederij en IJsfabriek v.h. Frank Vrolijk. Hij deelde oorspronkelijk de leiding over deze rederij met vier van zijn broers. De onderlinge verstandhouding was slecht. Het is opmerkelijk dat tenminste vier van de vijf broers lid waren – of tot aan het begin van de oorlog lid waren geweest – van de N.S.B.(2). Van de broers is Simon de meest consequente of, zo men wil, de meest fanatieke partijman geweest. Hun rederij genoot voornamelijk op die gronden steun van de Duitse bezetter waar anderen die niet kregen. Men verwachtte van de zijde van de S.D. dan ook dat de rederij daarom wel loyaal zou zijn. Vrolijk zou vast wel willen helpen bij de uitvoering van het boze plan door de twee Haagse rechercheurs.
Beroep op Simon Vrolijk
Al vrij kort na de capitulatie van Nederland in mei 1940 bleek de broederstrijd binnen de rederij in zoverre beslecht, dat Simon Vrolijk het heft stevig in handen had gekregen. De rederij droeg sindsdien sterk de geur mee van Duitsgezindheid, iets wat Simon Vrolijk na de oorlog heeft moeten uitleggen aan de onderzoeksrechters. Bij een van die verhoren kwam ook het bezoek van Slagter aan Vrolijk ter sprake. Slagter vroeg inderdaad om een schip in bruikleen maar Vrolijk zei, geen schip voorhanden te hebben. Maar tóch voer in de loop van de avond van 3 januari 1942 een schip met het kenmerk SCH 81 – welk scheepsnummer toebehoorde aan de rederij Vrolijk – de haven van Scheveningen binnen. Dat Slagter overigens niet verlegen zat om een leugentje blijkt uit een afgelegde verklaring. Slagter vertelde namelijk aan Vrolijk, een smokkelaffaire op het spoor te zijn en door middel van een binnenliggend schip de smokkelaars met buit en al in de val te willen lokken. Met enige – zij het in dit geval wel heel macabere – fantasie bleek de rechercheur op dat moment onbewust doende, te parafraseren op de werkelijkheid: de Engelandvaart als smokkelaffaire en de Engelandvaarders als buit(3).
De aanloop naar de uitvoering
Omstreeks eind december 1941 konden De Jong en Storm de initiatiefnemers melden dat zij voor hen een schip hadden gevonden dat hen naar Engeland zou brengen. De mannen waren voor het afgeven van hun boodschap naar het huis van de Van Wieringens gekomen. Na de kennismaking met alle aanwezigen zetten zij hun plan voor de inscheping – die zogenaamd direct zou worden gevolgd door de daadwerkelijke afvaart – uiteen. De Jong stelde daarbij Storm voor als de schipper van het voorhanden zijnde vaartuig. Alhoewel in bepaalde getuigenverklaringen wordt gesproken over De Jong en Storm als zijnde de twee schippers, is deze voorstelling van zaken onjuist. Uit betrouwbaar te achten uitspraken binnen de afgelegde verklaringen komt De Jong steeds naar voren als een ambulante handelaar in haring. In een andere getuigenis komt ten onrechte nog naar voren dat Dirk Storm een scheepseigenaar zou zijn. In de tussenliggende jaren lijken, naar het schijnt, werkelijkheid en fictie wat dooreen te zijn gaan lopen. Dit geldt ook voor de diverse genoemde data van het vertrek, voor het aantal aan boord aanwezige personen vlak vóór het vertrek en voor de hoogte van hierna te bespreken geldbedragen..
Wisselende bedragen
Het schijnbaar ontbreken van eigenbelang bij het noemen van de kosten door De Jong en Storm heeft ongetwijfeld vertrouwen gewekt bij de andere partij. Want nee, zij wilden zelf geen geld en daarbij: ze voeren toch zelf óók mee en zij zouden immers niet met het bewuste schip kunnen terugkeren naar Nederland zonder daar gearresteerd te worden? Maar ja en anderzijds: hun gezinnen bleven achter en die zouden door de verdere afwezigheid van hun kostwinners ernstig worden gedupeerd. En dus zou het te betalen bedrag uitsluitend de achterblijvende gezinnen van De Jong en Storm ten goede komen. Hierbij moet worden opgemerkt dat Dirk Storm ongehuwd was en nog bij zijn ouders inwoonde… Verschillende getuigenverklaringen geven een beeld van datgene wat rond de kosten is besproken. Jan de Brabander zegt er in 1945 in een getuigenis van dat men enkele dagen vóór Nieuwjaar had gesteld dat de overtocht f. 8.000.- zou gaan kosten. Er werd toen nog niets beslist(4). Mevrouw Fonteijn-Van Wieringen, de moeder van Leo en Simon, noemt in een getuigenverklaring een afwijkend bedrag; volgens haar zou er f. 8.500.- moeten worden betaald. Nadat het schip zogenaamd was vertrokken zouden De Jong en Storm mevrouw Van Wieringen hebben bezocht en het resterende deel van het geld hebben opgehaald(5). Een andere verklaring spreekt echter over politiemensen die het resterende geldbedrag bij haar zouden hebben opgeëist. In het al genoemde boek Vrijheid achter de horizon komt in het hoofdstuk over het hier besproken verraad een sterk afwijkend bedrag naar voren. De auteurs hebben zich blijkbaar gebaseerd op een verklaring die door Jan de Brabander in 1964 werd afgelegd. Hij gaf daarin aan dat het om een bedrag van f. 18.000.- zou hebben gehandeld(6). De jaren, gelegen tussen het gebeuren in 1942 en het afleggen van de verklaring in 1964 hebben voor hem wellicht vervagend gewerkt. Zijn eerdere getuigenis sprak nog van f. 8.000.-, een bedrag dat dicht in de buurt komt van wat anderen verklaarden, namelijk f. 8.500.-(7).
Turbulente weken
De laatste weken van het jaar, met daarbinnen de feestdagen – voor zover deze benaming nog van toepassing kon zijn – moeten ronduit hectisch zijn geweest. Dit zal voor alle betrokkenen hebben gegolden, maar in nog sterkere mate voor enkelen hunner. Voorafgaand namelijk aan het initiatief om met een grotere groep naar Engeland uit te wijken zou Jan de Brabander, naar hij later verklaarde, met zijn vrienden Tjebbe Maas, Simon Fonteijn en Jan de Korver al een dergelijk, zij het wat simpeler, vluchtplan hebben ontwikkeld. Volgens De Brabander zouden zij zich bootjes hebben aangeschaft(8). Op de avond van 23 december 1941 staken hij en Simon Fonteijn – volgens zijn verklaring geholpen door de twee anderen die hen later zouden volgen – daadwerkelijk bij Scheveningen in zee. Zij voeren enkele uren westwaarts maar de wind zat hen tegen. Ze dreigden op den duur om te slaan en moesten tegen hun zin terugkeren. Zij strandden tenslotte ’s morgens vroeg bij Kijkduin en vertrokken vandaar ongezien naar De Kaag waar zij voor korte tijd in een woonboot een onderduikadres vonden.
Gemaakte afspraken
Vrijwel aansluitend aan deze mislukking kwam voor hen het initiatief van Van Wieringen in beeld. De daarover gevoerde gesprekken zijn al genoemd met inbegrip van de laatste bijeenkomst die plaats had thuis bij de ouders van Jan de Brabander op zaterdagmiddag 3 januari 1942. Er waren duidelijke afspraken gemaakt en instructies gegeven. Zoals gezegd mochten de betrokkenen en hun familieleden na de komst van het schip op zaterdagavond 3 januari noch op deze avond, noch op de hierop volgende zondag naar de haven komen om het schip te bezien. Verder zouden de aspirant-Engelandvaarders op zondagavond 4 januari – steeds twee bij twee – moeten verschijnen en dit dan op een voor elk duo vastgelegd tijdstip en aangewezen plaats. Die tijdstippen lagen daarbij tussen 20.00 en 23.00 uur. De duo’s zouden, wanneer zij dicht bij de haven waren gekomen, op de kruising van de Kranenburgweg en de Westduinweg te Scheveningen worden opgevangen door De Jong of door Storm. Hierbij moet worden aangetekend dat het ’s avonds volledig donker was omdat toen regels golden voor een totale stadsverduistering. Geen straatverlichting, geen lichtreclames, alle ramen van de woonhuizen volledig afgeschermd zodat geen kiertje licht te zien was en daarnaast rijdend verkeer dat maar nauwelijks waarneembare verlichting voerde. De naar het ‘vluchtschip’ gaande mannen zouden, bij de ontmoetingsplaats gekomen, een zakdoek te voorschijn halen en schijnbaar de neus snuiten, dit om aan De Jong of Storm het signaal af te geven dat zij tot de betrokken groep ‘vluchters’ behoorden. Men kan zich afvragen in hoeverre dit bij een heersende duisternis zinvol kan zijn geweest. Even was nog door de beramers van het boosaardige plan overwogen om alle betrokkenen tegelijk op te vangen en zulks dan tijdens het uitgaan van de avonddienst van het kerkje dat stond op de hoek van de Kranenburgweg en de Westduinweg. De mannen zouden dan min of meer opgaan in de aantallen kerkgangers die het kerkgebouw na de dienst zouden verlaten. Samen met hun begeleiders zouden de twaalf mannen dan gezamenlijk naar de haven gaan. Hier werd bij nader inzien toch van afgestapt. Koffers en andere bagagestukken zouden op zaterdagavond 3 januari door De Jong en Storm worden opgehaald bij de familie Van Wieringen in de Stevinstraat. Tenslotte zou Willem van Wieringen op zondagavond 4 januari bij het aan boord gaan omstreeks de helft van het afgesproken geldbedrag aan De Jong overhandigen.
Een vreemde situatie in IJmuiden
Bij aanvang werd al kennis gemaakt met de visser Klaar Pronk, de man die zo gehaast het zojuist te Scheveningen aangekomen vissersschip had verlaten. Voorafgaand hieraan hadden zich op zaterdagochtend 3 januari 1942 in de haven van IJmuiden al opmerkelijke ontwikkelingen voorgedaan. Daarvan maakte de genoemde visser ook min of meer deel uit. Hij was een vast bemanningslid van het vissersvaartuig HD 220, een vissersschip van het type botter. Deze behoorde toe aan de vissersvloot van Den Helder (HD) maar het havende als regel af in IJmuiden. De eigenaar ervan was een zekere Harmen Wezelman, een N.S.B.er. In een naoorlogse verklaring die door hem werd afgelegd gaf Klaar Pronk aan dat zij, naar hij vermoedde, op vrijdag 2 januari om ongeveer 17.00 uur, met hun botter waren aangekomen. Hij zou de volgende ochtend per trein naar Scheveningen reizen waar hij woonde(9). Maar op die zaterdagochtend, om omstreeks 09.00 uur, riep de walkapitein Jan Dirk Vader, een N.S.B.-er en een autoriteit binnen de IJmuidense Hafenüberwachungsstelle, Pronks schipper, Johan Wezelman(10) genaamd, op de wal. Jan Dirk Vader had het toezicht op alle binnenkomende en uitvarende schepen te IJmuiden, met name waar het de vissersvloot betrof. Hij kende alle reders en de meeste schippers van deze vloot en niets ontging hem waar het de gang van zaken rond die schepen betrof. De schipper kreeg op de kade de opdracht, direct naar Scheveningen te varen om van daaruit op een later tijdstip langs de kust patrouille te gaan varen(11). Dit patrouillevaren had betrekking op het toezicht op de kustvisserij. Er waren stringente maatregelen getroffen voor wat betreft plaats en tijd en waar en wanneer men in de Noordzee mocht vissen. De Duitse Kriegsmarine had door middel van die Hafenüberwachungsstelle de touwtjes geheel in handen. De schepen die patrouilleerden hadden enkele Duitse marinemensen aan boord die uiteraard gewapend waren. Enkele schepen waren bovendien voorzien van zendapparatuur. De plaats van de oorspronkelijke schipper werd nu ingenomen door diens zoon Harmen Wezelman terwijl Klaar Pronk, omdat hij toch naar Scheveningen moest, mee opstapte. Daarnaast meldde zich intussen op de kade nog een derde man, een zekere Jan van der Zwan, die vanuit Scheveningen door de reder Vrolijk naar IJmuiden was gezonden. Ook Van der Zwan werd al bij aanvang genoemd. Hij was van beroep motordrijver. Hier kon van toeval geen sprake zijn: er moest een verband zijn tussen dat wat dreigde te gebeuren in Scheveningen en dat wat terzelfder tijd plaatsvond te IJmuiden.
Schilder
Terwijl de betrokken mannen zich klaarmaakten voor hun afvaart naar Scheveningen vond er rond het schip iets bijna onwaarschijnlijks plaats. Klaar Pronk verklaarde daarover dat op die bewuste zaterdag om omstreeks 13.00 uur een hem onbekende man aan boord was gekomen. Het bleek te gaan om een schilder. Deze ging aan de slag waarbij hij het scheepsnummer HD 220 verwijderde. In plaats daarvan bracht hij de scheepsregistratie SCH 81 aan. Pronk verbaasde zich weliswaar over de gang van zaken maar liet het gebeuren maar voor wat het was. Het was destijds voor iedereen in het bezette Nederland een tijd van horen, zien en zwijgen. Op zaterdagavond, omstreeks 21.00 uur, voeren zij, zoals bekend, en zoals Klaar Pronk later ook zou verklaren, de haven van Scheveningen binnen. En alles wat daarna gebeurde sluit naadloos aan op datgene waarmee het verhaal over het te plegen verraad werd geopend.
Koffers
Terwijl het vissersschip op die bewuste zaterdagavond om 21.00 uur de Scheveningse buitenhaven kwam binnenvaren, ontmoetten De Jong en Storm op de Scheveningse Haringkade op vrijwel hetzelfde tijdstip en volgens een vooraf gemaakte afspraak de twee rechercheurs Slagter en Poos. Een en ander valt op te maken uit een door Storm afgelegde verklaring(12). Slagter kon op dat moment al aan de mannen melden dat het ‘vluchtschip’ zojuist was binnengekomen en dat het zou aanmeren op de afgesproken plaats. Deze was naar zijn zeggen in de Tweede Binnenhaven aan de Dr. Lelykade en dit ter hoogte van het loodsencomplex van de Visafslag. Slagter zei verder dat hij zondagnacht rond 24.00 uur de op het schip aanwezige mannen van boord zou (laten) halen. Het werd nu van belang, de koffers en de andere bagagestukken op te halen en deze – voor de vorm – naar het vissersschip te brengen. De Jong en Storm fietsten dan ook volgens een eerder met de aspirant-vluchters gemaakte afspraak naar de Stevinstraat 284, het woonadres van de familie Van Wieringen. De hoeveelheid te vervoeren bagage was niet gering; het ging volgens Storm om twaalf koffers en twee zeezakken. Zij hadden volgens Storms verklaring vier ritten nodig om de goederen naar de haven over te brengen. De mannen moeten ongetwijfeld door de S.D. zijn voorzien van zekere documenten om dit ongewone transport op een donkere zaterdagavond te kunnen rechtvaardigen. Storms verklaring moet overigens als wat kort door de bocht worden gezien wanneer men, naast die van hem, een van de verklaringen van Slagter in ogenschouw neemt.
Eerst naar de Loggerstraat
Storm sloeg namelijk in zijn naoorlogse verklaring één fase over en wel die van de tussenstop in de Loggerstraat waar hij woonde. Slagter, als rechercheur een oude rot in het vak, wilde graag vooraf weten wat er in de koffers en in de overige bagage zat(13). Hij sprak daarom met De Jong en Storm af dat deze eerst met de bagagestukken naar het woonadres van Storm, dat min of meer binnen de af te leggen route lag, zouden komen. De bagage zou door de daar aanwezige Slagter en Poos worden gevisiteerd en pas daarna worden getransporteerd naar de haven. De Jong en Storm hadden namelijk uit opgevangen mededelingen begrepen dat de aspirant-Engelandvaarders stukken van belang en ook handwapens mee zouden voeren. Zij hadden namelijk gesproken over ‘het belangrijke materiaal dat naar de regering in Londen gebracht zou worden’. Uit een afgelegde verklaring van Slagter valt echter op te maken dat het zogenaamde belangrijke materiaal van weinig belang is gebleken. Jan de Brabander verklaarde later dat hij het materiaal, dat belastend zou kunnen zijn bij hun arrestatie, overboord heeft kunnen gooien(14). Noten ________________________ 1 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Verhoor D. Storm. 2 N.A. Inv.nr. 36675. (PRA). Dossier 5613. Diverse verklaringen inzake de rederij Vrolijk. 3 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Verhoor S.P. Vrolijk. 4 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Getuigenverklaring J.M.H. de Brabander. 5 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Getuigenverklaring R. Fonteijn-Van Wieringen. 6 Egodocument J. de Brabander dd. 12 mei; jaartal ontbreekt. I.b.v. mevr. Y. Havenstroom-de Brabander. 7 Zie onder noot 5. 8 Zie onder noot 6. 9 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Getuigenverklaring K.J. Pronk. 10 Zoon van de eigenaar Harmen Wezelman. 11 Zie onder noot 9. 12 Zie onder noot 1. 13 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Tweede gedeelte (Vervolg P.V.). Verhoor M. Slagter. 14 Zie onder noot 6.
© Piet Spaans 2011 historisch publicist en auteur Den Haag Holland http://nl.wikipedia.org/wiki/Piet_Spaans
<< Vorige Volgende >>
...home Geplaatst op 16-04-2012 en 1348 keer gelezen Like dit 872 Liked