Deel 1 Deel 2 Deel 3 Deel 4 Deel 5 Deel 6 Deel 7 Deel 8 Deel 9 Deel 10 Deel 11 Deel 12 Deel 13

Varen met Jagers op Vis.
in 13 delen

Hull...... een paar uur voor het daglicht door brak in de herfst van 1953. Ik bevond mij midden in een groep mannen die rond hingen in de scheepsuitrusting stores in het St,Andrew visserij dok. Ik kocht een zeezak en perste daar oliegoed in, zeelaarzen en warme kleding. Toen kocht ook wat bacon en een half dozijn eieren voor mijn ontbijt tijdens de reis naar het Noorden. En uiteindelijk, met mijn zeezak op mijn schouders en mijn nood ontbijt onder mijn arm, stapte ik de nacht in en volgde de mannen, die naar te trawler Carthusian liepen. Ik stond in een mist van sigaretten rook in de mess-room, naar de bemanning kijkend , die zich hier verzamelde.. Zij kenden elkaar allemaal, Zij waren niet alleen scheepsmakkers, Zij waren buren, zwagers of vroegere schoolvrienden, uit de kleine terras woningen, die gelegen zijn naast de nauwe straten tussen Hessle weg en het visserij dok. Zij hadden dit gezelschap minder dan acht en veertig uur eerder verlaten, na drie afmattende weken op zee te hebben doorgebracht. Nu zijn ze weer terug, om hetzelfde weer te ondergaan. Hun geklets gaat over vis en geld, familie, de tijd in de haven en oude scheepmakkers. De mess-room is nu vol, met twintig van ons, verdeeld over de kombuis en de er achter gelegen gang. Voor mij..... zijn het vreemdelingen. Maar over een paar dagen zal ik hun namen wel leren en het werk wat zij doen.. Acht van hen zijn matrozen en de jonge knul die daar in de hoek staat is de dekjongen. De twee magere mannen die bij de deur stonden bleken stokers te zijn. De smalle jonge man die een beetje mank loopt, is de kok en de jonge knul die bij hem staat, is de koksmaat. De rest zijn officieren, Dat zijn de stuurman en de bootsman, die in diep gesprek zijn met de “derde hand “. En die twee knapen met die bleke gezichten die daar aan de tafel zitten, zijn de hoofd en tweede machinist. Ik zelf ben de marconist, dat is hoe zij mij aan boord van trawlers noemen, Ik ben hier helemaal nieuw. Ik ben net 19 jaar oud geworden en ik ben jonger dan de dekjongen. Maar ik heb al twee jaar als marconist bij de koopvaardij gevaren. Een van de oude bevaren matrozen begint een gesprek met mij. Dit is een rot leven vertelt hij. Het is een vorm van bestaan. Een van de stokers onderbreekt het gesprek. Ik was vroeger mijnwerker, vertelt hij mij. De mijnen waren slecht, maar dit werk is nog slechter. Op zijn minst heeft een mijnwerker nog een droog bed waar hij in kan kruipen. En als hij boven gronds is, kan hij een pub binnen stappen voor een glas bier. Waarom doe het dan, vraag ik. Waar kan je zoveel geld verdienen als hier ! Trawlerlui en hun vrouwen zijn de best geklede mensen in Hull, vertelt de oude matroos. Een dag in de maand leeft ik als een Lord, vertelt mij de stoker. Overal wordt een taxi voor gebruikt en we eten in de beste restaurants. Waar kan je dat ergens anders doen ? Het is een verslaving, is de conclusie van de oude matroos,. Als je er eenmaal aan gewend bent, kan je het niet meer missen. De dikke,opwindende man, in de blauwe pool trui met kraag en geruit pet, bleek de schipper te zijn ..... Toby. Toby maakt de boel hier uit. En hij doet het en kan het ....en indien nodig met zijn vuisten. Zoals veel schippers, is Toby een levende legende, Een van de vele verhalen die zij mij over hem vertelde, gebeurde jaren geleden ... in 1940., toen hij commandant was op een gewapende trawler, bij de evacuatie van geallieerde troepen uit Noorwegen. Hij viel een onherkenbaar oorlogschip aan toen zij uit een mistbank te voorschijn kwam en haar uitdaagde. Het bleek de HMS Kelly te zijn, die met een seinsignaal antwoordde.... Je hebt een hart van een leeuw. Dat was nogal een compliment.... afkomstig van kapitein Lord Louis Mountbatten. ( Jaren later, toen ik hoorde dat dit voorval werkelijk had plaats gevonden tussen de trawler Northern Spray en de HMS Warspite, voelde ik mij, alsof hij mijn favoriete filmster was gestorven ) Billy is hier wel de grote bink, maar hij is niet God. De trawler eigenaar is God. De schipper leeft in de broekzak van de trawler eigenaar. Als hij geen vis binnen brengt, is hij geen schipper meer. De stuurman aast op de kooi van de schipper en als het waren, ademt hij in de nek van de schipper. De helft van de matrozen is in het bezit van een schippers diploma, Zij willen zelf schipper worden of zijn al schipper geweest. De meeste van de jonge matrozen zijn in het bezit van een stuurman diploma. Het is hetzelfde in de machine kamer. De tweede wil hoofdmachinist worden. En een stoker wil 2e machinist worden. Iedereen kijkt over zijn schouders. De kok controleert iedere maaltijd. En de schipper betaalt mijn loon uit zijn eigen zak. Dus ik moet ook mijn portie bijdragen. Voor een matroos is het zelfs niet gemakkelijk, Als zij hun baan willen behouden, moeten zij bewijzen dat ze het waard zijn. En in zo'n besloten gemeenschap zoals dit, gaan er al gauw praatjes rond. En dit alles speelt de reder in de kaart,. Hij kan rustig gaan zitten en zijn eisen stellen. En zijn enige vraag is....... Winst. Ik vond de radio hut. Achter een deur aan stuurboord, achter het stuurhuis. Het is klein en volgestuwd met instrumenten, wat ik ooit heb gezien,zo veel samen gepakt in een ruimte.. Ik stond er, samen geklemt tussen het schot en een stoel, en bekeek de boel. Wij zijn nu onderweg..... en ik moet nu zien uit te vinden hoe ik een route rapport moet uitzenden naar Humber radio.. Toen ik ging zitten, zag ik dat ik een Electra ontvanger en een Gannet ontvanger had, een op een plank boven de andere, vlak voor mijn gezicht. Het Oceanspan zend apperatuur beslaat de hele achterwand en aan de linker kant van de ontvangers. Een Transarctic zender... of is het een voorganger er van.. staat daar weer rechts van. De Lodestone richting zoeker is er schuin tegen over opgehangen in de binnen hoek.. Voor zover lijkt het mij in orde. Ik zal het er wel mee klaar kunnen spelen. Maar mijn rechter elleboog stoot tegen een Radio Telefonie zender. Dat lijkt me niet zo jofel. Radio Telefonie is voor mij een zonderlinge wereld. Ik heb nooit eerder Radio Telefonie te maken gehad. Bij de lessen hebben we het er natuurlijk wel zijdelings over gehad. Maar het was meer een soort spel.. met mensen die ik kende. Ik had zelfs geen normale telefoon gezien sinds die tijd. Het was toen 1953, dat moet je wel bedenken. Ik was niet rijk genoeg om iemand te kennen die thuis een telefoon had. Ik had meer de gedachten, dat het zwemvesten waren... zo als zij daar hingen in die rode telefoon cellen, die op de hoeken van de straten zag... voor gebruik in noodgevallen., Ik had er genoeg van om hier te zitten en tegen mezelf te zitten schreeuwen. Er was nog een tweede Gannet ontvanger en het wiel boven mijn hoofd was de viszoeker. De viszoeker was een roterende richting zoeker, geschakeld aan radio telefonie. Het wordt gebruikt om in te schakelen op andere trawlers die aan het vissen zijn. In de komende maanden zou ik vele gelukkige uren er aan doorbrengen en het wiel bedienen, terwijl ik me staande trachtte te houiden op het hellende dek.. Ik richtte me vlug op en stootte mijn hoofd aan iets achter mij, Het was de echo lood, die aan het voorfront was vast gezet. En daar naast een Heath -Robinson accu lader. Ik had nog een ander echo lood in het stuurhuis gezien. Waarom waren er twee aan boord ? Ik kwam tot de ontdekking dat de aansluiting op het stroomnet 110 volt was en kwam vanaf de generator in de machine kamer. Ik had ook een accu kist boven op ht stuurhuis gezien, maar net zo geplaatst. dat je er geen last van had.. Ik schakelde een ontvanger in op 500Khz en schakelde de Oceanspan in en ik werd begroet door het gepiep van een zieke generator, geplaatst in een ontoegankelijke hoek. Shit. Ik had geen antenne spanning. Dat was meteen al een goede start. Ik klom op het schavotje van de brug om naar de isolatie te kijken en kwam tot de ontdekking dat de antenne was neer gelaten van de hoofdmast. Het was donker toen ik aan boord kwam en ik was nog niet gewend aan de nieuwe situatie en had het daarom niet gezien, Zij hadden de antenne neergelaten, toen het schip haar bunker kolen aan boord kreeg, vertelde mij een van de matrozen toen wij de antenne weer op zijn plaats hadden gehesen. Ik had weer wat nieuws geleerd... de Carthusian was een kolen stoker. Ik gromde een regel van een oud zeemans liedje wat ik kende... en de hele rottige kwestie draaide om stoom ! Ik wandelde het stuurhuis binnen waar de “derde man“ aan het praten was met een van de matrozen die stond te leunen over het massieve houten stuurwiel, achter in het stuurhuid bij het achterschot. Ik vroeg hem wat onze bestemming was. Mijn route bestemming is Noord en we zijn de Humber spuugzat. Maar dat is voor mij te onduidelijk. Ik wil weten waar mijn lichaam naar toe gaat. Weet ik niet, mompelde de “derde man “, dat hangt van de schipper af, vertelde hij mij. Hij vertelde mij hoe het in zijn werk ging. Zodra wij vertrokken zijn uit de haven, verdwijnt de schipper naar beneden, om zich op de reis voor te bereiden. Een van de officieren neemt dan de wacht. Maar hij neemt niet... en dat kan mij niet schelen ook........geen beslissing. De schipper zal wel bij het avond eten weer te voorschijn komen. Dan zullen we wel te weten komen, waar we heengaan. Wordt vervolgd Vreemdeling Volgende >>
...terug ...home Geplaatst op 05-10-2014 en 1683 keer gelezen
Like dit 979 Liked